Einde inhoudsopgave
Herziene Rijnvaartakte
Artikel 37
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1982
- Bronpublicatie:
17-10-1979, Trb. 1980, 8 (uitgifte: 01-01-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-1982
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-09-1982, Trb. 1982, 143 (uitgifte: 01-01-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Loopt het geding over een hoger bedrag dan 20 bijzondere trekkingsrechten, zoals omschreven in artikel 32 van de onderhavige Akte. Dan kunnen de partijen in hoger beroep komen, hetzij bij de Centrale Commissie (artikel 43), hetzij bij de hogere rechtbank in het land waar het vonnis is gewezen (artikel 38).
2.
Wanneer het hoger beroep voor de Centrale Commissie moet worden ingesteld, wordt het betekend aan de rechtbank die het vonnis in eerste aanleg heeft gewezen, binnen dertig dagen nadat dat vonnis op wettelijke wijze met inachtneming van de in elk land aangenomen vormvoorschriften is medegedeeld. De betekening van het hoger beroep moet vergezeld gaan de[lees: vergezeld gaan van de] uitdrukkelijke verklaring dat men de beslissing verlangt in te roepen van de Centrale Commissie. Zij wordt insgelijks gedaan aan de tegenpartij, aan het voor de behandeling der zaak in eerste aanleg gekozen domicilie, of, indien geen domicilie gekozen is, eveneens aan de rechtbank. De betekening aan de rechtbank geschiedt op de wijze, bij de wetgeving van het land bepaald.
3.
Binnen 30 dagen na de betekening der akte van hoger beroep moet de appellant een memorie, houdende de gronden voor dat beroep, indienen bij de rechtbank die het eerste vonnis heeft gewezen. De rechtbank deelt die memorie mede aan de tegenpartij, die verplicht is om daarop te antwoorden binnen de termijn die haar daarvoor gesteld wordt. Het geheel wordt samen met de stukken van het geding in eerste aanleg opgezonden aan de Centrale Commissie (artikel 43).
4.
Wanneer de bij dit artikel voorgeschreven formaliteiten niet door den appellant in acht zijn genomen, wordt het beroep geacht niet te zijn ingesteld.
5.
In geval van hoger beroep bij de Centrale Commissie kan de rechtbank, op verzoek van de in het gelijk gestelde partij, de voorlopige tenuitvoerlegging van het in eerste aanleg gewezen vonnis bevelen, waarbij echter, volgens de wetgeving van het land, moet worden beslist of de verzoeker tot het stellen van voorafgaande zekerheid gehouden is.