Einde inhoudsopgave
Herziene Rijnvaartakte
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1869
- Bronpublicatie:
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-10-1868, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1869
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
07-12-1955, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De houtvlotters moeten voor ieder vlot, waarmede zij de Rijn bevaren, voorzien zijn van een verklaring van het bevoegde gezag in hun land, opgemaakt overeenkomstig het hierbij gevoegde model B en aangevende het getal, de soort en het gewicht van de stukken hout waaruit het vlot bestaat.
2.
Deze verklaring treedt in de plaats van het in artikel 9 voorgeschreven manifest. Zij moet op verzoek worden getoond aan de politie-, haven-, douane- en waterstaatsambtenaren en aan de commissies, ingesteld voor het onderzoek der houtvlotten.
3.
De bepalingen van de artikelen 9 tot en met 14 zijn mede van toepassing ten aanzien van houtvlotten en de geleiders ervan.