Einde inhoudsopgave
Herziene Rijnvaartakte
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1869
- Bronpublicatie:
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-10-1868, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1869
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
07-12-1955, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Indien wordt ontdekt dat een schipper zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot smokkelarij, kan hij de vrijheid der Rijnvaart niet inroepen om zijn persoon of de goederen, die hij op ongeoorloofde wijze heeft willen in- of uitvoeren, aan de tegen hem ingestelde vervolging der douaneambtenaren te onttrekken. Een dergelijke poging mag evenwel geen aanleiding zijn voor inbeslagneming van het overige gedeelte van de lading of, in het algemeen, voor een strenger optreden tegen de schipper dan toelaatbaar is volgens de wettelijke voorschriften van de Oeverstaat, waar de smokkelarij is ontdekt.
2.
Indien aan de grenskantoren van de douane van een Staat een verschil wordt ontdekt tussen de lading en het manifest, vinden ten aanzien van de schipper de wettelijke bepalingen toepassing, welke in die Staat ten aanzien van onjuiste aangiften bestaan.