Einde inhoudsopgave
Herziene Rijnvaartakte
Artikel 22
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2004
- Bronpublicatie:
27-11-2002, Trb. 2003, 15 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-03-2005, Trb. 2005, 80 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Alvorens een vaartuig de eerste reis op de Rijn onderneemt, moet de eigenaar of bestuurder zich voorzien van een verklaring dat het schip de nodige hechtheid en de vereiste uitrusting bezit voor de vaart op dat gedeelte van de stroom waarvoor het bestemd is.
2.
Deze verklaring of scheepspatent wordt, na onderzoek door deskundigen, afgegeven door het bevoegde gezag van een der Overeenkomstsluitende Staten.
3.
Op het vaartuig en in het patent worden de naam van het schip en de grens van de grootste toegelaten diepgang aangegeven.
4.
Bedoeld onderzoek wordt herhaald na elke belangrijke herstelling of verandering. Een nieuw onderzoek kan mede plaats vinden op verzoek van de bevrachter. De uitkomst wordt in het patent vermeld.
5.
Elke Overeenkomstsluitende Staat, die dit nodig acht, kan een onderzoek gelasten te zijnen koste.
6.
Het scheepspatent moet gedurende de reis steeds aan boord zijn. Het moet op verzoek van de haven- en politiebeambten aan dezen worden vertoond.