Einde inhoudsopgave
Herziene Rijnvaartakte
Artikel 34
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1869
- Bronpublicatie:
17-10-1868, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1869
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-1955, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
De Rijnvaartrechtbanken zijn bevoegd:
- I.
in strafzaken, tot het onderzoek van en de uitspraak over alle overtredingen van de voorschriften betreffende de scheepvaart en de waterpolitie;
- II.
in burgerlijke zaken, tot het doen van uitspraak na summiere behandeling in geschillen betreffende:
- a.
de betaling en het bedrag van loods-, kraan-, waag-, haven- en kadegelden;
- b.
de belemmering door particulieren van het gebruik der jaagpaden;
- c.
de schade, veroorzaakt door schippers en houtvlotters gedurende de reis of bij het aanleggen;
- d.
de vorderingen, ingesteld tegen eigenaren van voor het slepen van schepen gebruikte trekpaarden wegens aan onroerend goed toegebrachte schade.