Einde inhoudsopgave
Herziene Rijnvaartakte
Artikel 36
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1869
- Bronpublicatie:
17-10-1868, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1869
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-1955, Trb. 1955, 161 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-10-1868, Stb. 1869, 75 (uitgifte: 31-05-1869, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De procedure voor de Rijnvaartrechtbanken is zo eenvoudig en zo snel mogelijk. Van vreemdelingen wordt generlei zekerheidstelling op grond van hun nationaliteit gevorderd.
2.
Het vonnis vermeldt de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het geding, de punten waarover volgens de uitkomst van het onderzoek moest worden beslist, en de gronden waarop het vonnis berust.
3.
De bestuurder van een vaartuig of houtvlot kan wegens een tegen hem aanhangig geding niet worden verhinderd zijn reis voort te zetten, zodra hij de zekerheid heeft gesteld die door de rechter voor het onderwerp van het geding is bepaald.