Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 127 Functies van de auditautoriteit
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 02-08-2018.
- Bronpublicatie:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Inwerkingtreding
02-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De auditautoriteit waarborgt dat er audits worden uitgevoerd op de behoorlijke werking van het beheers- en controlesysteem van het operationele programma alsook op een passende steekproef van concrete acties op basis van de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven. De gedeclareerde uitgaven worden onderworpen aan een audit, op basis van een representatieve steekproef en bij wijze van algemene regel van statistische steekproefmethodes.
Er kan op basis van het professionele oordeel van de auditautoriteit in naar behoren gemotiveerde gevallen een niet-statistische steekproefmethode worden gebruikt overeenkomstig internationaal aanvaarde auditnormen; dit kan in elk geval als het aantal concrete acties in een boekjaar te klein is om er een statistische methode op toe te passen.
In dergelijke gevallen moet de steekproef omvangrijk genoeg zijn om de auditautoriteit in staat te stellen een geldig auditoordeel uit te brengen overeenkomstig artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement.
De niet-statistische steekproefmethode bestrijkt minimaal 5 % van de concrete acties waarvoor gedurende het boekjaar uitgaven gedeclareerd zijn bij de Commissie, alsmede 10 % van de uitgaven die gedurende het boekjaar bij de Commissie zijn gedeclareerd.
2.
Als audits worden uitgevoerd door een andere instantie dan de auditautoriteit, waarborgt de auditautoriteit dat die instantie de vereiste functionele onafhankelijkheid heeft.
3.
De auditautoriteit ziet erop toe dat bij de auditwerkzaamheden rekening wordt gehouden met internationaal aanvaarde auditnormen.
4.
De auditautoriteit stelt binnen acht maanden na de vaststelling van een operationeel programma een auditstrategie op voor het uitvoeren van audits. In de auditstrategie worden de auditmethodologie, de steekproefmethode voor audits van concrete acties en de planning van audits voor het lopende en de twee volgende boekjaren vastgesteld. De auditstrategie wordt van 2016 tot en met 2024 jaarlijks bijgewerkt. Wanneer een gemeenschappelijk beheers- en controlesysteem op verscheidene operationele programma's van toepassing is, mag één auditstrategie voor de betrokken operationele programma's worden opgesteld. Op verzoek verstrekt de auditautoriteit de auditstrategie aan de Commissie.
5.
De auditautoriteit stelt het volgende op:
- a)
een auditoordeel overeenkomstig artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement;
- b)
een controleverslag met de belangrijkste bevindingen van de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde audits, inclusief bevindingen met betrekking tot geconstateerde tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen, en de voorgestelde en uitgevoerde corrigerende maatregelen.
Wanneer een gemeenschappelijk beheers- en controlesysteem op verscheidene operationele programma's van toepassing is, mag de in de eerste alinea, onder b), verlangde informatie in één verslag worden opgenomen.
6.
De Commissie stelt, om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van dit artikel, uitvoeringshandelingen vast ter vastlegging van modellen voor de auditstrategie, het auditoordeel en het controleverslag. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 150, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
7.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de draagwijdte en inhoud van audits op concrete acties en audits van de rekeningen, alsook de methodologie voor de selectie van steekproeven van concrete acties als bedoeld in lid 1 van dit artikel vast te stellen.
8.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen met nadere voorschriften voor het gebruik van de gegevens die verzameld zijn tijdens audits door ambtenaren van de Commissie of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie.