Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 124 Procedure voor het aanwijzen van de managementautoriteit en de certificeringsautoriteit
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2013
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1303/2013)
- Inwerkingtreding
21-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1303/2013)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de datum en de vorm van de aanwijzingen, die op het gepaste niveau geschieden, van de managementautoriteit en, waar nodig, de certificeringsautoriteit, voordat de eerste aanvraag voor tussentijdse betaling bij de Commissie wordt ingediend.
2.
De aanwijzing bedoeld in lid 1 geschiedt op basis van een verslag en een oordeel van een onafhankelijke auditinstantie die nagaat of de aangewezen autoriteiten voldoen aan de criteria inzake interne controle-omgeving, risicobeheersing, beheers- en controleactiviteiten en toezicht in bijlage XIII. De onafhankelijke auditinstantie is de auditautoriteit, of een andere publiek- of privaatrechtelijke instantie met de vereiste auditcapaciteit, onafhankelijk van de managementautoriteit en, waar van toepassing, van de certificeringsautoriteit, die werkt volgens internationaal aanvaarde auditnormen. Als de onafhankelijke auditinstantie vaststelt dat het deel van het beheers- en controlesysteem betreffende de management- of de certificeringsautoriteit, in essentie hetzelfde is als voor de voorgaande programmeringsperiode, en dat er op basis van auditwerk dat is verricht overeenkomstig de bepalingen ter zake van Verordening (EG) nr. 1083/2006 en Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad (1) reden is om aan te nemen dat zij in die periode goed functioneerden, kan de instantie zonder aanvullend auditwerk te doen, tot de slotsom komen dat aan de criteria is voldaan.
3.
Als het totale steunbedrag uit de fondsen aan een operationeel programma meer dan 250 000 000 EUR bedraagt of als het totale steunbedrag uit het EFMZV meer dan 100 000 000 EUR bedraagt, kan de Commissie binnen een maand na kennisgeving van de in lid 1 bedoelde aanwijzing het verslag en het oordeel van de in lid 2 bedoelde onafhankelijke auditinstantie opvragen, alsmede de beschrijving van de geldende functies en procedures voor de managementautoriteit of, in voorkomend geval, de certificeringsautoriteit. De Commissie besluit of zij die documenten opvraagt op basis van haar risicobeoordeling, rekening houdend met informatie over significante wijzigingen in de functies en procedures van de managementautoriteit of, in voorkomend geval, de certificeringsautoriteit, in vergelijking met de voorgaande programmeringsperiode en relevante aanwijzingen inzake hun goede functionering.
De Commissie kan binnen twee maanden na ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde documenten opmerkingen maken. Onverminderd artikel 83 wordt door de bestudering van deze documenten de behandeling van aanvragen voor tussentijdse betalingen niet onderbroken.
4.
Als het totale steunbedrag uit de fondsen aan een operationeel programma meer dan 250 000 000 EUR bedraagt of uit het EFMZV meer dan 100 000 000 EUR bedraagt en er sprake is van significante wijzingen in de functies en procedures van de managementautoriteit of, in voorkomend geval, de certificeringsautoriteit, in vergelijking met de voorgaande programmeringsperiode, kan de lidstaat de Commissie binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving van de aanwijzingen, op eigen initiatief de in lid 3 genoemde documenten doen toekomen. De Commissie maakt binnen drie maanden na ontvangst van die documenten opmerkingen daarop.
5.
Als bestaande audit- en controleresultaten aantonen dat de aangewezen autoriteit niet meer voldoet aan de criteria van lid 2, stelt de lidstaat op een passend niveau, afhankelijk van de ernst van het probleem, een proeftijd vast waarin de nodige corrigerende maatregelen zullen worden genomen.
Als de aangewezen autoriteit de vereiste corrigerende maatregelen niet binnen de door de lidstaat gestelde proeftijd uitvoert, beëindigt de lidstaat, op passend niveau de aanwijzing ervan.
De lidstaat stelt de Commissie onverwijld op de hoogte wanneer er een proeftijd wordt gesteld voor een aangewezen autoriteit, met informatie over de respectieve proeftijd, wanneer de proeftijd na uitvoering van corrigerende maatregelen wordt beëindigd, evenals wanneer de aanwijzing van een autoriteit wordt beëindigd. Door de kennisgeving dat een lidstaat een proeftijd stelt voor een aangewezen autoriteit wordt, onverminderd de toepassing van artikel 83, de behandeling van aanvragen voor tussentijdse betalingen niet onderbroken.
6.
Als de aanwijzing van een management- of certificeringsautoriteit wordt beëindigd, wijzen de lidstaten, in overeenstemming met de procedure van lid 2, een nieuwe autoriteit aan die de functies van de management- of certificeringsautoriteit overneemt, en stellen de Commissie daarvan in kennis.
7.
De Commissie stelt, om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van dit artikel, uitvoeringshandelingen vast betreffende het model voor het verslag en het advies van de onafhankelijke auditinstantie en de beschrijving van de geldende functies en procedures voor de managementautoriteit en, in voorkomend geval, de certificeringsautoriteit. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 150, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1).