Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid
Artikel 110 Middelen voor de doelstellingen ‘investeren in werkgelegenheid en groei en ‘Europese territoriale samenwerking’ (Interreg)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1060)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
De middelen voor de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ binnen het MFK bedragen 97,6 % van de totale middelen (dat wil zeggen 329 684 776 621 EUR) en zij worden als volgt verdeeld:
- a)
61,3 % (d.w.z. 202 226 984 629 EUR) voor minder ontwikkelde regio's;
- b)
14,5 % (d.w.z. 47 771 802 082 EUR) voor overgangsregio's;
- c)
8,3 % (d.w.z. 27 202 682 372 EUR) voor meer ontwikkelde regio's;
- d)
12,9 % (d.w.z. 42 555 570 217 EUR) voor de door het Cohesiefonds ondersteunde lidstaten;
- e)
0,6 % (d.w.z. 1 927 737 321 EUR) als aanvullende financiering voor de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden en de regio's van NUTS-niveau 2 die voldoen aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994;
- f)
0,2 % (d.w.z. 500 000 000 EUR) voor interregionale innovatie-investeringen;
- g)
2,3 % (d.w.z. 7 500 000 000 EUR) voor het Fonds voor een rechtvaardige transitie.
2.
De middelen voor het ESF+ in het kader van de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ bedragen 87 319 331 844 EUR.
Het bedrag van de in lid 1, punt e), genoemde aanvullende financiering voor de regio's dat wordt toegewezen aan het ESF+, bedraagt 472 980 447 EUR.
3.
De steun uit het Cohesiefonds die moet worden overgedragen naar de CEF, bedraagt 10 000 000 000 EUR. Zij wordt besteed aan vervoersinfrastructuurprojecten, rekening houdend met de behoeften van de lidstaten en regio's op het gebied van investeringen in infrastructuur, door specifieke oproepen te doen overeenkomstig van de CEF-verordening, uitsluitend in de lidstaten die voor steun uit het Cohesiefonds in aanmerking komen.
De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin wordt vastgelegd welk deel van de toewijzing uit het Cohesiefonds aan elke lidstaat moet worden overgedragen naar de CEF en dat voor de gehele periode op pro-ratabasis is vastgelegd.
Dit bedrag wordt afgetrokken van de toewijzing uit het Cohesiefonds aan de lidstaten.
De jaarlijkse kredieten voor de in de eerste alinea genoemde steun uit het Cohesiefonds worden vanaf het begrotingsjaar 2021 opgenomen in de betrokken begrotingsonderdelen van de CEF.
30 % van de naar de CEF overgedragen middelen wordt onmiddellijk na de overdracht beschikbaar gemaakt aan alle lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds, en wel voor de financiering van vervoersinfrastructuurprojecten overeenkomstig de CEF-verordening.
Op de in de eerste alinea genoemde specifieke oproepen zijn de regels van toepassing die in uit hoofde van de CEF-verordening gelden voor de vervoerssector. Tot en met 31 december 2023 worden bij de selectie van financierbare projecten de nationale toewijzingen uit het Cohesiefonds aangehouden, en wel ten belope van 70 % van de naar de CEF overgedragen middelen.
Vanaf 1 januari 2024 worden de naar de CEF overgedragen middelen die niet voor een vervoersinfrastructuurproject zijn vastgelegd, beschikbaar gemaakt aan alle lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds om vervoersinfrastructuurprojecten te financieren overeenkomstig de CEF-verordening.
Ter ondersteuning van de lidstaten die voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komen en die moeilijkheden zouden kunnen ondervinden om projecten uit te werken die voldoende rijpheid, kwaliteit of beide, en voldoende Uniemeerwaarde hebben, wordt bijzondere aandacht besteed aan technische bijstand die gericht is op het vergroten van de institutionele capaciteit en de doeltreffendheid van overheidsinstellingen en overheidsdiensten met betrekking tot de ontwikkeling en uitvoering van de projecten die worden genoemd in de CEF-verordening.
De Commissie doet al het mogelijke om de lidstaten die voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komen, in staat te stellen om vóór het einde van de periode 2021–2027 zo veel mogelijk van het naar de CEF overgedragen bedrag op te nemen, onder meer door extra oproepen tot het indienen van voorstellen te organiseren.
Bijzondere aandacht en bijzondere steun uit hoofde van de achtste en de negende alinea moeten gaan naar lidstaten waarvan het bni per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden voor de periode 2015–2017, minder dan 60 % van het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt.
Ten aanzien van lidstaten waarvan het bni per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden voor de periode 2015–2017 minder dan 60 % van het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt, wordt 70 % van 70 % van het bedrag dat die lidstaten naar de CEF hebben overgedragen tot en met 31 december 2024 gegarandeerd.
4.
400 000 000 EUR van de middelen voor de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ wordt toegewezen aan het Stedelijk Europa-initiatief in direct of indirect beheer door de Commissie.
5.
175 000 000 EUR van de middelen uit het ESF+ voor de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ wordt toegewezen aan transnationale samenwerking ter ondersteuning van innovatieve oplossingen, in direct of indirect beheer.
6.
Het in lid 1, punt f), bedoelde bedrag wordt uit de EFRO-middelen voor de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’ toegewezen voor interregionale innovatie-investeringen in direct of indirect beheer.
7.
De middelen voor de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (Interreg) bedragen 2,4 % van de totale middelen die uit de fondsen voor de periode 2021–2027 beschikbaar zijn voor begrotingsvastleggingen (d.w.z. 8 050 000 000 EUR).
8.
Het in artikel 109, lid 1, tweede alinea, bedoelde bedrag maakt deel uit van de middelen voor de doelstelling ‘investeren in werkgelegenheid en groei’.