Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 16 Goedkeuring en wijziging van de partnerschapsovereenkomst
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 02-08-2018.
- Bronpublicatie:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Inwerkingtreding
02-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Commissie beoordeelt of de partnerschapsovereenkomst verenigbaar is met deze verordening, rekening houdend met, in voorkomend geval, het nationale hervormingsprogramma, de relevante specifieke aanbevelingen per land die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU, de relevante aanbevelingen van de Raad die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU, alsmede met de ex-ante-evaluaties van de programma's, en doet binnen drie maanden na de datum waarop zijn partnerschapsovereenkomst door de lidstaat is ingediend haar opmerkingen toekomen. De lidstaat in kwestie verstrekt alle noodzakelijke aanvullende informatie en past zo nodig de partnerschapsovereenkomst aan.
2.
Uiterlijk vier maanden na indiening van zijn partnerschapsovereenkomst door de lidstaat stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast tot goedkeuring van de elementen van de overeenkomst die vallen onder artikel 15, lid 1, en de elementen die vallen onder artikel 15, lid 2, wanneer een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de bepalingen in artikel 96, lid 8, voor de elementen waarvoor, uit hoofde van artikel 96, lid 10, een besluit van de Commissie is vereist, op voorwaarde dat naar behoren rekening is gehouden met de eventuele opmerkingen van de Commissie. De partnerschapsovereenkomst treedt niet vóór 1 januari 2014 in werking.
3.
De Commissie stelt vóór 31 december 2015 een verslag op over de uitkomst van de onderhandelingen inzake de partnerschapsovereenkomsten en de programma's, waaronder een overzicht van de voornaamste problemen per lidstaat. Dit verslag wordt gelijktijdig ingediend bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
4.
Wanneer een lidstaat voorstelt de overeenkomstig lid 2 door het Commissiebesluit bestreken elementen van de partnerschapsovereenkomst te wijzigen, verricht de Commissie een beoordeling overeenkomstig lid 1 en stelt zij zo nodig binnen drie maanden na de datum van indiening van het voorstel voor wijziging door de lidstaat door middel van uitvoeringshandelingen een besluit tot goedkeuring van de wijziging vast.
4 bis.
Indien van toepassing dient de lidstaat ieder jaar uiterlijk op 31 januari een gewijzigde partnerschapsovereenkomst in, wanneer de Commissie in de loop van het voorgaande kalenderjaar wijzigingen aan een of meer programma’s heeft goedgekeurd.
De Commissie stelt jaarlijks uiterlijk op 31 maart een besluit vast waarin wordt bevestigd dat de wijzigingen van de partnerschapsovereenkomst in overeenstemming zijn met door de Commissie tijdens het voorgaande kalenderjaar goedgekeurde programmawijziging(en).
Dat besluit kan ook voorzien in de wijziging van andere elementen van de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig een in lid 4 bedoelde voorstel, op voorwaarde dat dit voorstel uiterlijk op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar bij de Commissie is ingediend.
5.
Wanneer een lidstaat niet, als bedoeld in lid 2, door het Commissiebesluit bestreken elementen van de partnerschapsovereenkomst wijzigt, stelt hij de Commissie binnen één maand na de datum van het besluit om een wijziging te maken, hiervan in kennis.