Voetnoot in origineel: “ECLI:NL:GHAMS:2016:2821: 'De omstandigheid dat de verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij, is onvoldoende om alleen op basis daarvan de verdachte als (mede)pleger van de diefstal van elektriciteit aan te merken.'”
HR, 12-01-2021, nr. 19/03397
ECLI:NL:HR:2021:41
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-01-2021
- Zaaknummer
19/03397
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:41, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑01‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1064
ECLI:NL:PHR:2020:1064, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:41
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0003 met annotatie van J.H.J. Verbaan
Uitspraak 12‑01‑2021
Inhoudsindicatie
Diefstal van elektriciteit t.b.v. hennepteelt (art. 3.B Opiumwet), art. 310 Sr. Heeft verdachte elektriciteit “weggenomen”? Bewezenverklaring houdt o.m. in dat verdachte elektriciteit heeft “weggenomen”. Dit onderdeel van de bewezenverklaring kan echter, mede gelet op wat namens verdachte is aangevoerd, niet z.m. worden afgeleid uit bewijsvoering, zodat uitspraak ontoereikend is gemotiveerd. Volgt (partiële) vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 19/03398.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03397
Datum 12 januari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 juli 2019, nummer 23-004010-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 2 ten laste gelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 2 tenlastegelegde niet uit de gebruikte bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 11 juni 2015 tot en met 14 maart 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 62.353 KWh elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V..”
2.2.2
Het hof heeft de bewezenverklaring van dit feit doen steunen op de bewijsmiddelen genummerd 1, 2, 6 en 7. Deze luiden als volgt:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016057260 van 21 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar S097, inclusief bijlagen [doorgenummerde pagina 123-143].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 14 maart 2016 werd de woning [a-straat 1] te Amsterdam betreden. Vervolgens werd in de woning een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Bij binnenkomst van een kamer zag ik dat ik tegen een zwartkleurige tent aanliep. Ik hoorde een sterk mechanisch geluid van een afzuiger. Ik zag dat de ramen van de bewuste kamer volledig afgedekt waren. Na het openen van de tent zag ik planten staan welke ik ambtshalve aan de groene kleur, bladvorm, knoppen en herkenbare penetrante geur herkende als zijnde hennepplanten. In de groeitent werden 162 hennepplanten geteld. In de tussengang werd een schakelbord aangetroffen, welke de elektriciteit binnen de woning verdeelt. Dit betreft niet de originele elektriciteitsvoorziening van de woning, welke zich in de meterkast bevindt. Aan de rechterzijde van de voorraadkast bevindt zich een deur welke toegang verschaft tot slaapkamer 4. In deze kamer werden 140 hennepplanten aangetroffen. Op het aanrechtblad werd een blok aangetroffen, dat vermoedelijk een hoeveelheid verdovende middelen bevatte. Na forensisch onderzoek bleek het blok 997 gram hasjiesj bevatte.
2. Een proces-verbaal met nummer 2016057260 van 15 maart 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren S-157 en S-091 [doorgenummerde pagina’s 157-163].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, vetgedrukt vragen en opmerkingen van de verbalisanten en niet vetgedrukt de op 15 maart 2015 (het hof begrijpt: 2016) afgelegde verklaring van de verdachte:
Wat zijn je adresgegevens? Kloppen die nog?
Ja. [a-straat 1].
Woon je daar alleen?
Ik ben woningbewaarder. Ik woon daar alleen sinds 2013.
6. Een geschrift zijnde een aangifte van Liander N.V. met mutatie- of procesnummer 2016- 057260, inclusief bijlagen [doorgenummerde pagina’s 170-197].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 2]:
Pleegplaats: Amsterdam
Adres: [a-straat 1]
Aangever: Liander N.V.
Naam: [betrokkene 2]
Voornamen: [betrokkene 2]
Ik ben in dienstbetrekking als medewerker fraude bij Liander N.V., afdeling Energiefraude, uit hoofde van mijn functie bevoegd om aangifte te doen bij de politie. Liander heeft vanaf 28 mei 2013 met [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemde perceel. Op verzoek van de politie te Amsterdam is op 14 maart 2016 door fraudespecialist M09 van Liander N.V., een onderzoek ingesteld naar de aansluiting die zich bevindt in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist M09 trof op 14 maart 2016 het volgende aan:
Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast vals waren. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Hij zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was van 1 X 35 A naar 3 x 35 A. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hiervoor genoemde fraudespecialist en politieambtenaar [verbalisant] hebben aan de hand van indicatoren vastgesteld dat vermoedelijk sprake is geweest van tenminste 3 eerdere teelten. De aangetroffen teelt was tenminste 9 weken oud. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 62.353 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage. Niemand had het recht of de toestemming van Liander N.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Liander N.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
Bijlage Opnameformulier Energiefraude, Aangetroffen feiten en omstandigheden die wijzen op meerdere oogsten [doorgenummerde pagina 183]:
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Kwekerij in bedrijf sinds 11 juni 2015.
7. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 oktober 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb twee mensen zien sleutelen met de elektriciteit. Een persoon heette Loek en een elektricien.”
2.3
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die bij het proces-verbaal is gevoegd. De pleitnota houdt onder meer in:
“Feit I. hennep
1. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft cliënt verklaard dat hij wist dat er een hennepplantage in de woning stond en dat er één oogst is gedraaid. Cliënt stelt zich verder op het standpunt dat hij niet degene is geweest de hennepkwekerij heeft opgezet en heeft onderhouden.
2. Kijken we naar de stempels in de paspoort van cliënt, dan zien we dat cliënt zo nu en dan in het buitenland verbleef. Cliënt heeft dat zelf ook eerder verklaard. Wat de verdediging betreft, een indicatie dat cliënt niet degene is geweest die de kwekerij heeft onderhouden enzovoorts.
3. Desalniettemin kan het aanwezig hebben van ongeveer 300 planten hennep en een hoeveelheid hasj bewezen worden verklaard, nu het gaat om een woning waar cliënt naar eigen zeggen heeft verbleven.
Feit II. diefstal elektriciteit
4. Ten aanzien van de diefstal van elektriciteit verzoekt de verdediging om vrijspraak. Het enkele feit dat cliënt wetenschap had van de hennepkwekerij is, bij het ontbreken van andere bewijsmiddelen die op uitvoeringshandelingen van de verdachte bij het wegnemen van elektriciteit duiden, onvoldoende om vast te kunnen stellen dat cliënt bemoeienis heeft gehad met het wegnemen van de elektriciteit. Zie in dit kader eveneens een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam uit 2016. (voetnoot:ECLI:NL:GHAMS:2016:2821: De omstandigheid dat de verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij, is onvoldoende om alleen op basis daarvan de verdachte als (mede)pleger van de diefstal van elektriciteit aan te merken.) De enkele opmerking van cliënt, dat hij gezien heeft dat iemand met de meter bezig was, maakt het niet anders. Hieruit volgt niet dat cliënt een bijdrage heeft geleverd. Redenen waarom de verdediging verzoekt om vrijspraak ten aanzien van dit feit.”
2.4
De bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 2 tenlastegelegde houdt onder meer in dat de verdachte elektriciteit heeft “weggenomen”. Dit onderdeel van de bewezenverklaring kan echter, mede gelet op wat namens de verdachte is aangevoerd, niet zonder meer worden afgeleid uit de bewijsvoering. De uitspraak van het hof is ten aanzien daarvan dus ontoereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
Gelet op de beslissing die hierna volgt is bespreking van het tweede cassatiemiddel niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2021.
Conclusie 10‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Diefstal van elektriciteit in het kader van solo-telen van hennep. Uit bm. blijkt niet dat verdachte in zijn eentje heeft geteeld en dat hij wegnemingshandelingen m.b.t. de elektriciteit heeft verricht. Gelet daarop en nu in h.b. is aangevoerd "dat verdachte niet degene is geweest die de hennepkwekerij heeft opgezet en onderhouden en dat dit wordt ondersteund door stempels in het paspoort van de verdachte", is de bewezenverklaarde diefstal ontoereikend gemotiveerd.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03397
Zitting 10 november 2020
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 8 juli 2019 door het gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-728043-16 ter zake van 1. “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” en 2. “diefstal” en in de zaak met parketnummer 13-732032-16 ter zaken van “in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in artikel 27(a) Sr.
2. Er bestaat samenhang met de ontnemingszaak van de verdachte (19/03398 P). In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel klaagt dat de in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 2 bewezen verklaarde diefstal van elektriciteit niet uit de bewijsmiddelen volgt, zodat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd. Blijkens de toelichting op het middel klaagt het middel tevens dat de motivering van deze bewezenverklaring ontoereikend is vanwege hetgeen de verdediging ter terechtzitting heeft aangevoerd.
5. Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 1 en 2 tenlastegelegd dat:
“1. hij op of omstreeks 14 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam) een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 302 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 997 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij op of omstreeks de periode van 11 juni 2015 tot en met 14 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 62.353 KWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het verbreken en/of verwijderen van de verzegeling aan de hoofdaansluitkast en/of door het aanbrengen van een illegale elektriciteitsaansluiting.”
6. Daarvan heeft het hof bewezenverklaard dat:
“1. hij op 14 maart 2016 te Amsterdam, opzettelijk heeft geteeld (in een woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam) een hoeveelheid van in totaal 302 hennepplanten
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 997 gram hasjiesj;
2. hij in de periode van 11 juni 2015 tot en met 14 maart 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 62.353 KWh elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V.”
7. Deze bewezenverklaringen berusten op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016057260 van 21 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar S097, inclusief bijlagen [doorgenummerde pagina 123-143].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 14 maart 2016 werd de woning [a-straat 1] te Amsterdam betreden. Vervolgens werd in de woning een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Bij binnenkomst van een kamer zag ik dat ik tegen een zwartkleurige tent aanliep. Ik hoorde een sterk mechanisch geluid van een afzuiger. Ik zag dat de ramen van de bewuste kamer volledig afgedekt waren. Na het openen van de tent zag ik planten staan welke ik ambtshalve aan de groene kleur, bladvorm, knoppen en herkenbare penetrante geur herkende als zijnde hennepplanten. In de groeitent werden 162 hennepplanten geteld. In de tussengang werd een schakelbord aangetroffen, welke de elektriciteit binnen de woning verdeelt. Dit betreft niet de originele elektriciteitsvoorziening van de woning, welke zich in de meterkast bevindt. Aan de rechterzijde van de voorraadkast bevindt zich een deur welke toegang verschaft tot slaapkamer 4. In deze kamer werden 140 hennepplanten aangetroffen. Op het aanrechtblad werd een blok aangetroffen, dat vermoedelijk een hoeveelheid verdovende middelen bevatte. Na forensisch onderzoek bleek het blok 997 gram hasjiesj bevatte.
2. Een proces-verbaal met nummer 2016057260 van 15 maart 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren S-157 en S-091 [doorgenummerde pagina’s 157-163].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, vetgedrukt vragen en opmerkingen van de verbalisanten en niet vetgedrukt de op 15 maart 2015 (het hof begrijpt: 2016) afgelegde verklaring van de verdachte:
Wat zijn je adresgegevens? Kloppen die nog?
Ja. [a-straat 1] .
Woon je daar alleen?
Ik ben woningbewaarder. Ik woon daar alleen sinds 2013.
3. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger van 24 juni 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was ervan op de hoogte dat er een hennepplantage in het pand was.
4. Een geschrift zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) met registratienummer PL1300-2016057260-11, met datumregistratie KVI 15 maart 2016 [doorgenummerde pagina 202-203].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats: [a-straat 1] , Amsterdam
Datum: 14 maart 2016
Omstandigheden: Bij een doorzoeking een plak vermoedelijk hashish inbeslaggenomen vanaf het keukenblok.
Goednummer: PL1300-2016057260-5154161
Object: Verdovende mid (Hashish)
Aantal / eenheid: 1 st
Inhoud: 1-1 aangetroffen een plak vermoedelijk hashish opschrift coffee
5. Een geschrift zijnde een rapport in de zaak contra de verdachte(n) [verdachte] , met BVH nr. 2016057260 van 21 maart 2016 opgemaakt door [betrokkene 1] [doorgenummerde pagina 211].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Item 5154161
Omschrijving: 1 in tape gewikkeld pak met 997g bruine substantie
Bevat: hasjiesj.
6. Een geschrift zijnde een aangifte van Liander N.V. met mutatie- of procesnummer 2016-057260, inclusief bijlagen [doorgenummerde pagina’s 170-197].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 2]:
Pleegplaats: Amsterdam
Adres: [a-straat 1]
Aangever: Liander N.V.
Naam: [betrokkene 2]
Voornamen: [betrokkene 2]
Ik ben in dienstbetrekking als medewerker fraude bij Liander N.V., afdeling Energiefraude, uit hoofde van mijn functie bevoegd om aangifte te doen bij de politie. Liander heeft vanaf 28 mei 2013 met [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemde perceel. Op verzoek van de politie te Amsterdam is op 14 maart 2016 door fraudespecialist M09 van Liander N.V., een onderzoek ingesteld naar de aansluiting die zich bevindt in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist M09 trof op 14 maart 2016 het volgende aan:
Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast vals waren. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Hij zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was van 1 X 35 A naar 3 x 35 A. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hiervoor genoemde fraudespecialist en politieambtenaar [verbalisant] hebben aan de hand van indicatoren vastgesteld dat vermoedelijk sprake is geweest van tenminste 3 eerdere teelten. De aangetroffen teelt was tenminste 9 weken oud. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 62.353 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage. Niemand had het recht of de toestemming van Liander N.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Liander N.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
Bijlage Opnameformulier Energiefraude, Aangetroffen feiten en omstandigheden die wijzen op meerdere oogsten [doorgenummerde pagina 183]:
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Kwekerij in bedrijf sinds 11 juni 2015
7. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 oktober 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb twee mensen zien sleutelen met de elektriciteit. Een persoon heette [betrokkene 3] en een elektricien.”
8. Blijkens de pleitaantekeningen die zijn gehecht aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
“Feit I. hennep
1. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft cliënt verklaard dat hij wist dat er een hennepplantage in de woning stond en dat er één oogst is gedraaid. Cliënt stelt zich verder op het standpunt dat hij niet degene is geweest de hennepkwekerij heeft opgezet en heeft onderhouden.
2. Kijken we naar de stempels in de paspoort van cliënt, dan zien we dat cliënt zo nu en dan in het buitenland verbleef. Cliënt heeft dat zelf ook eerder verklaard. Wat de verdediging betreft, een indicatie dat cliënt niet degene is geweest die de kwekerij heeft onderhouden enzovoorts.
3. Desalniettemin kan het aanwezig hebben van ongeveer 300 planten hennep en een hoeveelheid hasj bewezen worden verklaard, nu het gaat om een woning waar cliënt naar eigen zeggen heeft verbleven.
Feit II. diefstal elektriciteit
4. Ten aanzien van de diefstal van elektriciteit verzoekt de verdediging om vrijspraak. Het enkele feit dat cliënt wetenschap had van de hennepkwekerij is, bij het ontbreken van andere bewijsmiddelen die op uitvoeringshandelingen van de verdachte bij het wegnemen van elektriciteit duiden, onvoldoende om vast te kunnen stellen dat cliënt bemoeienis heeft gehad met het wegnemen van de elektriciteit. Zie in dit kader eveneens een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam uit 2016.1. De enkele opmerking van cliënt, dat hij gezien heeft dat iemand met de meter bezig was, maakt het niet anders. Hieruit volgt niet dat cliënt een bijdrage heeft geleverd. Redenen waarom de verdediging verzoekt om vrijspraak ten aanzien van dit feit.”
9. Ik stel voorop dat niet is bewezen verklaard dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd door middel van braak of verbreking. Om die reden hoeft niet bewezen te worden dat het de verdachte is geweest die de verzegeling van de meterkast heeft verbroken, een illegale elektriciteitsaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om heeft gemaakt en de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie heeft verzwaard. Voor het wegnemen van elektriciteit is nodig dat opzettelijk van die aansluiting gebruik wordt gemaakt door het inschakelen van een apparaat dat via de illegale aansluiting van stroom wordt voorzien.2.Een hennepteler die, terwijl hij weet dat de stroom illegaal wordt afgetapt, de assimilatielampen aanzet, maakt zich dus schuldig aan diefstal van elektriciteit. Degene die slechts dagelijks de hennepplanten water geeft, teelt wel maar neemt geen elektriciteit weg, ook niet als hij weet dat het elektriciteitsverbruik illegaal is.3.Ik stel verder voorop dat bij medeplegen niet bewezen hoeft te worden dat de verdachte zelf een wegnemingshandeling heeft verricht als hiervoor bedoeld. Dat is anders wanneer, zoals in de onderhavige zaak, is bewezen verklaard dat de verdachte zelf de elektriciteit heeft weggenomen. Indien de feitelijke vaststellingen van het hof erop duiden dat ook anderen dan de verdachte bij het feit betrokken zijn geweest, vereist het oordeel van het hof dat de verdachte die feiten niettemin zelf pleegde doorgaans onderbouwing.4.Uit HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:42, en eveneens uit andere arresten van de Hoge Raad5.leid ik af dat die nadere onderbouwing ook is vereist als de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd dat (ook) anderen bij de hennepteelt betrokken waren, terwijl deze betrokkenheid niet blijkt uit de feitelijke vaststellingen van het hof en het hof dat scenario dus (al dan niet expliciet) als onaannemelijk terzijde heeft geschoven.6.Deze jurisprudentie van de Hoge Raad wijst uit dat de bewijslast niet mag worden omgedraaid.
10. De aan het genoemde arrest van de Hoge Raad van 22 januari 2019 ten grondslag liggende zaak vertoont sterke gelijkenis met de onderhavige zaak. Bewezen verklaard was het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in de woning van de verdachte en diefstal van elektriciteit ten behoeve van deze hennepkwekerij. Vastgesteld was dat de verdachte alleen in de woning woonde,7.dat in de woning een hennepkwekerij was aangetroffen die de verdachte volgens zijn eigen verklaring “ongeveer een maand had” en dat er middels een illegale aansluiting op de elektrische installatie ten behoeve van de hennepkwekerij stroom was verbruikt. De verdediging had ter terechtzitting kort gezegd aangevoerd (1) dat tenlastegelegd was het al dan niet medeplegen van aanwezig hebben en telen van hennep en het al dan niet medeplegen van diefstal van elektriciteit, (2) dat de verdachte ontkende de kwekerij te hebben opgezet en iets te maken te hebben met de diefstal van de stroom en had verklaard “dat weet ik niet, ik was daar niet bij”, en (3) dat de 'Turk en Marokkaan' dat hadden gedaan. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest omdat “mede gelet op hetgeen namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte elektriciteit heeft “weggenomen”, niet naar de eis der wet met redenen is omkleed”.
11. Terug naar de onderhavige zaak. Het hof heeft – in cassatie onbestreden – bewezen verklaard dat de verdachte op 14 maart 2016 opzettelijk en als solo-pleger 302 hennepplanten heeft geteeld. Dat als bewezen verklaarde pleegperiode slechts één dag is aangenomen is nogal ongebruikelijk bij een bewezenverklaring die ziet op het telen van hennep, nu het (winstgevend) telen van hennepplanten (van zaad of stekje tot plant) minimaal een aantal weken in beslag neemt. De in de onderhavige zaak ten laste gelegde pleegdatum betrof echter (slechts) “op of omstreeks 14 maart 2016”. Daardoor kon het hof niet een langere pleegperiode bewezen verklaren dan het heeft gedaan. Het voorgaande neemt niet weg dat uiteraard ook het gedurende één dag telen van hennep een strafbaar feit in de zin van artikel 3 onder B, Opiumwet oplevert.
12. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt met betrekking tot de diefstal van elektriciteit het volgende. Op de [a-straat 1] te Amsterdam, van welke woning de verdachte woningbewaarder was en in welke woning hij sinds 2013 alleen woonde, is een hennepkwekerij bestaande uit 302 hennepplanten (verdeeld over twee kamers) aangetroffen. Liander had vanaf 28 mei 2013 met de verdachte een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar de [a-straat 1] te Amsterdam. In de woning zijn vermoedelijk ten minste drie eerdere teelperiodes geweest en de aangetroffen teelt was ten minste negen weken oud. Daaruit heeft het hof afgeleid dat in een periode van negen maanden tot en met 14 maart 2016 minimaal 62.353 kWh elektriciteit illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage. In de tussengang in de woning is een schakelbord – dat de elektriciteit binnen de woning verdeelt – aangetroffen. De originele elektriciteitsvoorziening van de woning bevond zich in de meterkast. De zegels van de hoofdaansluitkast waren vals, aan de bovenzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt, welke aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage liep en deze voorzag van elektriciteit, en de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie was verzwaard. Door deze manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De verdachte heeft twee mensen (waaronder een elektricien) zien “sleutelen met de elektriciteit”. Ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd dat de verdachte “niet degene is geweest de hennepkwekerij heeft opgezet en heeft onderhouden” en dat dit wordt ondersteund door de stempels in het paspoort van de verdachte, waaruit blijkt dat hij “zo nu en dan in het buitenland verbleef”.
13. Uit de hiervoor onder 8 weergegeven bewijsmiddelen kan mijns inziens niet zonder meer worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die de hennepplanten in zijn eentje heeft geteeld. Evenmin blijkt daaruit dat de verdachte wegnemingshandelingen met betrekking tot de elektriciteit heeft verricht. Gelet daarop en op de omstandigheid dat de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd dat de verdachte niet degene is geweest die de hennepkwekerij heeft opgezet en onderhouden en dat dit wordt ondersteund door de stempels in het paspoort van de verdachte, heeft het hof ontoereikend gemotiveerd dat het de verdachte is geweest die de bewezen verklaarde (hoeveelheid) elektriciteit heeft weggenomen.
14. Het middel slaagt.
15. Het tweede middel klaagt dat het verkorte arrest niet tijdig, dat wil zeggen op grond van artikel 365a Sv binnen vier maanden, is aangevuld.
16. Blijkens de stukken van het geding is op 18 juli 2019 cassatie ingesteld en heeft het hof het verkorte vonnis aangevuld op 21 februari 2020. Het middel klaagt terecht dat de aanvulling op het verkorte arrest niet binnen de ingevolge artikel 365a lid 3 Sv voorgeschreven termijn van vier maanden is opgemaakt. Dat leidt echter niet tot nietigheid van de bestreden uitspraak of de opgemaakte aanvulling.8.
17. Het middel faalt.
18. Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering.
19. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-728043-16 onder 2 ten laste gelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑11‑2020
Vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3361, en de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Knigge van 27 november 2018, ECLI:NL:PHR:2018:1223, onder 5.2.
Zie ook mijn voormalig ambtgenoot Knigge in zijn conclusie van 27 november 2018, ECLI:NL:PHR:2018:1223, onder 5.2.
Vgl. de (tot verwerping strekkende) conclusie van mijn ambtgenoot Hofstee d.d. 29 augustus 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1000, onder 13 (HR: art. 81 RO).
HR 22 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6448; HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:189, en HR 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2002, NJ 2019/121 m.nt. Kooijmans.
HR 3 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2534, (HR: art. 81 RO) lijkt overigens niet in deze lijn te passen.
Vgl. HR 15 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3585, en in vervolg daarop HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390. Het ging in deze zaak om een woning waarvan onduidelijk is of de verdachte daarin woonde.
HR 17 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0976, NJ 1998/798 m.nt. Reijntjes; HR 24 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0988, NJ 1998/557, en HR 21 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1527, NJ 1999/786.