Daarin verschilt de onderhavige zaak al van de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 15 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2638.
HR, 15-12-2015, nr. 14/03371
ECLI:NL:HR:2015:3585
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-12-2015
- Zaaknummer
14/03371
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3585, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑12‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2408, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2408, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3585, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0597
Uitspraak 15‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht betrokkenheid verdachte bij diefstal elektriciteit.
Partij(en)
15 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/03371
ABO/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 juni 2014, nummer 22/003327-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de bevindingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 11 september 2012 tot en met 24 januari 2013 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorend aan Stedin Netbeheer B.V.″
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt in het bijzonder op het volgende bewijsmiddel:
"1. Een proces-verbaal van aangifte van de politie Haaglanden d.d. 8 februari 2013 met nr. PL1533 2013017470—9, met als bijlage een door [betrokkene 1] , fraudespecialist in dienst van Stedin Netbeheer BV opgemaakte en ondertekende 'RAPPORTAGE DIEFSTAL ENERGIE', onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven - (blz. 19 t/m 24):
als de op 8 februari 2013 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] , dan wel als door hem gerelateerde bevindingen:
Ik ben namens de benadeelde Stedin Netbeheer BV gerechtigd tot het doen van aangifte van diefstal stroom.
Pleegadres : [a-straat 1]
Plaats :'S-GRAVENHAGE
Gepleegd in de periode van: 11 september 2012 t/m 24 januari 2013.
In diverse kamers van genoemd pand werden door de politieambtenaren hennepkwekerijen aangetroffen.
Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Stedin Netbeheer BV en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast en stijgleidingkast verbroken en verwijderd waren.
Ik zag dat er aan de onderzijde van de hoofdzekeringen een vier (4) aderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten.
Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
Deze elektriciteitskabel was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer BV niet in opdracht van Stedin Netbeheer BV geïnstalleerd.
Bij het volgen van die elektriciteitskabel zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen onbemeten van elektriciteit werden voorzien.
Ik zag dat de kappen van de in de hennepkwekerijen aanwezige assimilatielampen onder een laag stof zaten, wat erop duidt dat deze al een langere tijd aanwezig waren.
Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters was door het gebruik in de hennepkwekerijen dermate vervuild op een wijze dat de filters minimaal een (1) hennepoogst in werking moeten zijn geweest.
Het witte filtermateriaal van de koolstoffilters was door het gebruik ter plaatse licht vervuild.
Dit blijkt onder andere uit het feit dat op de contactplaatsen tussen de kettingen en koolstoffilters geen vervuiling is aangetroffen.
Op de vloer in de hennepkwekerijen zag ik droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten liggen, kennelijk afkomstig van een eerdere hennepoogst.
Ook zag ik een aantal scharen liggen met restanten van hennepproducten, vermoedelijk gebruikt bij het knippen van een eerdere hennepoogst.
Ik zag dat het zeil dat op de vloer lag voorzien was van een laag kalkaanslag, wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van de hennepkwekerijen.
De in de hennepkwekerijen aanwezige hennepplanten waren ongeveer 65 dagen oud.
Gelet op bovenstaande bevindingen moeten deze hennepkwekerijen al een geruime periode in het pand aanwezig zijn.
Daarom wordt een periode van in werking zijnde hennepkwekerijen aangehouden van 135 dagen, te weten de periode vanaf 11 september 2012 tot en met 24 januari 2013."
2.3.
De betrokkenheid van de verdachte bij hetgeen onder 2 is bewezenverklaard kan, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet worden afgeleid uit de bewijsvoering, zodat de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging waaronder begrepen de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V.;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2015.
Conclusie 10‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht betrokkenheid verdachte bij diefstal elektriciteit.
Nr. 14/03371 Zitting: 10 november 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker=verdachte] |
1. Verzoeker is bij arrest van 16 juni 2014 door het Gerechtshof Den Haag wegens 1. “Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” en 2. “Diefstal” veroordeeld tot een gevangenisstraf van 84 dagen. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een betalingsverplichting opgelegd, een en ander op de wijze zoals in het arrest vermeld.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de zaaknummers 14/03371 en 14/03370 P. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verzoeker heeft mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde ontoereikend heeft gemotiveerd, doordat het Hof verzoekers alternatieve lezing van de gebeurtenissen onvoldoende heeft weerlegd.
5. Ten laste van verzoeker is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 11 september 2012 tot en met 24 januari 2013 te ’s-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 317 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II”.
6. Het bestreden arrest houdt ten aanzien van de gestelde alternatieve lezing in:
“Nadere bewijsoverweging
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu de verdachte geenszins gelinkt kan worden aan het misdrijf. De verdachte heeft een logische, plausibele verklaring gegeven voor het feit dat in zijn auto goederen aanwezig waren die met hennepteelt in verband kunnen worden gebracht en voor de sporen die in de woning zijn aangetroffen. Daarnaast was sprake van verplaatsbare sporen.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende wettige en overtuigende bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. In de kweekruimte zijn op assimilatiekappen vingerafdrukken van de verdachte en een sigarettenpeuk met daarop DNA sporen van, naar het hof aannemelijk acht, de verdachte aangetroffen. Voorts zijn - weliswaar op een latere datum - in de auto van de verdachte 10 assimilatielampen en kabels aangetroffen. Daartegenover staat de verklaring van de verdachte, die hij eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd, nadat hij zich gedurende het gehele (voor)onderzoek op zijn zwijgrecht heeft beroepen terwijl hij voorts geen namen heeft genoemd van de mogelijke betrokkenen. Bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, maken dat het hof van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft gedaan.
Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen”.
7. In de overwegingen van het Hof ligt besloten dat en waarom het van oordeel is dat verzoekers alternatieve lezing als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. De bewezenverklaring van feit 1 is derhalve naar de eis der wet met redenen omkleed.
8. Het middel faalt.
9. Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
10. Ten laste van verzoeker is onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 11 september 2012 tot en met 24 januari 2013 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V.”.
11. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat op de [a-straat 1] te Den Haag, waarvan niet is vastgesteld dat dit een woning van verzoeker betrof1., een hennepkwekerij is aangetroffen, waarbij verzoeker betrokken is geweest. Voorts blijkt uit bewijsmiddel 1 dat de kwekerij onbemeten van stroom werd voorzien, doordat de elektriciteit werd afgenomen via een kabel die was aangesloten voor de elektriciteitsmeter. Van enige bemoeienis van verzoeker bij deze diefstal van elektriciteit blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen echter niet, terwijl het Hof de bewezenverklaring op dit punt evenmin nader heeft gemotiveerd. Het middel klaagt daarover terecht.2.
12. Het eerste middel kan worden afgedaan met de in art. 81, eerste lid, RO bedoelde motivering. Het tweede middel slaagt.
13. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
14. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan. Voor het overige dient het beroep te worden verworpen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑11‑2015
Vgl. HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:189, alsook HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:508.