NJ 1999, 786
Niet-naleving termijn 365a Sv / undue delay in cassatiefase / begrip ‘diensttijd’ in Rijtijdenbesluit
HR 21-09-1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZD1527
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 september 1999
- Magistraten
Davids, Koster, Aaftink
- Zaaknummer
111101E
- Conclusie
wnd. A-G Keijzer
- LJN
ZD1527
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZD1527, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑09‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:ZD1527, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑09‑1999
- Wetingang
Sv art. 365a; EVRM art. 6 lid 1; Rijtijdenbesl. art. 2
Essentie
1. Niet-naleving termijn voor aanvulling verkort arrest leidt niet tot nietigheid. Schending redelijke termijn in de cassatiefase.
2. ‘Diensttijd’ in art. 2 sub f Rijtijdenbesluit is niet beperkt tot de tijd dat een bemanningslid daadwerkelijk als bestuurder, bijrijder of conducteur fungeert, maar omvat ook de tijd waarin hij andere werkzaamheden in dienst van zijn werkgever verricht.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 10 november 1997 in de strafzaak tegen E.K., zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, adv. Mr. H.G. Ruis te Zwolle. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.