Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.5.6
4.5.6 Advisering commissie uit schuldeisers
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS384383:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie Van Galen 2000, p. 20; Wessels Insolventierecht W 2010, par. 4273.
Crediteurencommissies werden onder meer ingesteld in de faillissementen van de Tilburgsche Hypotheekbank, Fokker, BCCI, De Wereld, Vie d'Or, SAirGroup Finance, KPNQwest, Jomed, Ceteco, Van der hoop bankiers, Indover Bank en DSB.
Gaat het om een handeling waarvoor de curator op grond van art. 68 lid 2 Fw een machtiging van de rechter-commissaris nodig heeft, dan gelden beide vereisten naast elkaar. Zie voor een overzicht van de bevoegdheden en verplichtingen van de crediteurencommissie: Van Galen 2000, p. 19-25.
Zie art. 72 lid 1 Fw en HR 26 november 1982, NJ 1983, 442, m.nt. BW (Bouchar/Dekkers q.q.).
Zie Rb. Amsterdam 4 november 1966, NJ 1966, 445.
Zie art. 4.2.3a voorontwerp Insolventiewet en de Toelichting daarbij, Kortmann & Faber 2007, p. 279.
De Faillissementswet kent sinds haar inwerkingtreding in 1896 de mogelijkheid tot de instelling van een (voorlopige) commissie uit schuldeisers.1 Hoewel van deze regeling in de praktijk betrekkelijk weinig gebruik wordt gemaakt, is zij niet zonder betekenis.2 Met name in grote faillissementen met veel concurrente schuldeisers aan wie naar verwachting een enigszins substantiële uitkering kan worden gedaan, kan de crediteurencommissie een waardevolle rol spelen.3 In dergelijke faillissementen wordt dan ook met enige regelmaat een crediteurencommissie ingesteld.4
Indien een commissie uit schuldeisers is benoemd, is de curator op grond van art. 78 lid 1 Fw voor diverse voorgenomen handelingen verplicht het advies van de commissie in te winnen.5 Dat advies is niet bindend. Voor het geval dat de curator zich met het advies niet kan verenigen, bepaalt art. 79 Fw dat hij de commissie daarvan onmiddellijk in kennis dient te stellen teneinde haar de gelegenheid te bieden de beslissing van de rechter-commissaris in te roepen. Maakt de commissie kenbaar daartoe te zullen overgaan, dan is de curator verplicht de voorgenomen handeling gedurende drie dagen op te schorten. Eén van de 'handelingen' waarvoor de crediteurencommissie om advies dient te worden gevraagd, is een beslissing op een verzoek ex art. 37 Fw. Naar ik meen, ligt in de rede dit vereiste zo te interpreteren dat het eveneens geldt indien de curator uit eigen beweging een beslissing neemt omtrent de uitvoering van een overeenkomst die valt binnen de reikwijdte van art. 37 Fw.
Wint de curator geen advies in bij de commissie uit schuldeisers waar dat wel is vereist of houdt hij zich niet aan de in art. 79 Fw voorgeschreven procedure, dan geldt hetzelfde als wanneer hij handelt zonder de vereiste machtiging. Diens beslissing omtrent gestanddoening blijft geldig, maar leidt in beginsel tot persoonlijke aansprakelijkheid jegens de gefailleerde en de schuldeisers indien door zijn handelen 'de belangen van de boedel en daarmee de verhaalsmogelijkheden van de [...] schuldeisers, zijn geschaad.'6 De gevolgen van de verplichte consultatie van de crediteurencommissie voor de aansprakelijkheid van de curator komen aan de orde in § 4.5.7.
Surseance van betaling
De surseance van betaling kent geen regeling voor de instelling van een commissie uit schuldeisers. Niettemin is denkbaar dat de rechtbank op de voet van art. 225 Fw — dat haar de bevoegdheid biedt 'zodanige bepalingen [te] maken, als zij ter beveiliging van de belangen der schuldeisers nodig oordeelt' — een commissie uit schuldeisers instelt. In dat geval zullen ook de bevoegdheden van de commissie door de rechtbank moeten worden vastgesteld. Zo ging de Rechtbank Amsterdam in de surseance van Texeira de Mattos over tot de instelling van een crediteurencommissie op de voet van art. 225 Fw en verklaarde zij daarbij onder meer de artikelen 72, 78 en 79 Fw van overeenkomstige toepassing.7
Het voorontwerp Insolventiewet
In het voorontwerp Insolventiewet — waarin het faillissement en de surseance in één procedure zijn opgegaan — is in art. 4.4.1 de mogelijkheid tot het instellen van een schuldeiserscommissie neergelegd. Voor de gestanddoening van wederkerige contracten is echter géén advies (of toestemming) van de schuldeiserscommissie vereist.8