Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/392
392 Procedures met verplichte rechtsbijstand (die niet de openbare orde of met de openbare orde vergelijkbare consumentenzaken betreffen)
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691669:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Advocaten wordt soms ook een gebrek aan kwaliteit/kennis verweten; het procesmonopolie zou volgens sommige juristen beperkt moeten worden tot gespecialiseerde advocaten, naar analogie van de taakverdeling huisarts/specialist (Groenewald 2018). Zie ook Jaarverslag tuchtcolleges advocatuur 2021: de meest gegronde klachten vielen in de categorie ‘Prestatie onder de maat’, over het brede gebied van het civiele recht.
Het is de vraag of de beroepsaansprakelijkheid van de advocaat als een toereikend vangnet kan dienen; een beroepsaansprakelijkheidsprocedure (behandeld in nr. 103 e.v.) is een ultimum remedium.
Valk 2010b, p. 957 onder 11f.
Meer activiteit van de rechter werd bepleit in Een nieuwe balans (2003), p. 83 en Uitgebalanceerd (2006) p. 51 e.v., p. 59 en p. 182. Voorstanders van meer activiteit zijn Ahsmann 2017a, De Bock 2011 p. 85 e.v. en De Bock 2019/5.5.3, De Groot 2012, p. 71-102, Lewin 2017 en Verschoof 2018. Een tegengeluid is vooral te horen van: Van Schaick 2009b en Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022/93 en Hoofdstuk 6. Zie ook de schriftelijke reactie van de Minister van Justitie van 7 februari 2007 (TK 2006/07, 30 951) waarin hij aangeeft dat hij geen behoefte aanwezig acht aan wetgeving ter verruiming van de mogelijkheden van ambtshalve aanvulling van feitelijke gronden.
HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064, NJ 2013/6 met nt. H.J. Snijders (Pessers/Ru-Pro). Er wordt dan overwogen dat partijen op een en ander bedacht hadden moeten zijn. Zie met betrekking tot schadebegroting: HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2930, RvdW 2014/1133 (Kameleon Beheer/Bisscheroux q.q.) en devolutieve werking: HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1428, NJ 2005/24 (Gardenier/Trudo).
HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9414, r.o. 5.2, nader uitgewerkt in 5.3, NJ 2004/460 met nt. JBMV onder NJ 2004/461 (Regiopolitie/Hovax), JBPr 2004/15 met nt. K. Teuben.
Gaat het om zaken waar verplichte rechtsbijstand is voorgeschreven, dan ga ik ervan uit dat een advocaat de belangen van verweerder adequaat kan verdedigen.1 Daar waar de advocaat een evidente beroepsfout maakt door een relevant bevrijdend verweer niet op te werpen, is sprake van een beroepsfout.2 Het is de vraag of de rechter indien hij uit de discussie tussen partijen opmaakt dat de advocaat van verweerder kernverweren niet of onvolledig presenteert, partijen daarover opmerkzaam mag maken om te voorkomen dat de rechter na een te beperkt debat moet beslissen.3 De rechter kan in ieder geval partijen de gelegenheid geven feiten te verduidelijken of aan te vullen en zo de advocaat van verweerder aan te zetten tot actie.
Regelmatig is onderwerp van discussie of de rechter meer dan thans het geval is bevoegdheden zou moeten hebben partijen (onder wie verweerder) ambtshalve te wijzen op mogelijkheden om de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer aan te vullen. Bepleit wordt dat de rechter een rechtsregel aan de orde mag stellen wanneer verweerder feiten in processtukken of tijdens de mondelinge behandeling vermeldt die kunnen wijzen op een bevrijdend verweer, maar waar verweerder geen beroep op doet.4 Dezelfde vraag betreft de kwestie welke bevoegdheid de rechter heeft indien hij een productie in het dossier of een aanwijzing in een overgelegde productie aantreft waarop geen beroep is gedaan. Volgens verschillende auteurs moet de rechter in staat worden geacht op subtiele wijze aan de orde te stellen of verweerder een bepaald verweer misschien zou willen voeren mits het beginsel van hoor en wederhoor wordt nageleefd. Zij zijn van mening dat anders het proces van waarheidsvinding geweld wordt aangedaan. De Hoge Raad stelt in het algemeen grenzen aan rechterlijke suggesties om de feitelijke grondslag van de vordering of het verweer aan te vullen.5
Conclusie
De rechter blijft afhankelijk van een te voeren bevrijdend verweer, maar hij kan ambtshalve een rechtsregel aan de orde stellen wanneer het voor de hand ligt dat die rechtsregel later ter sprake zal komen en daarvoor aanknopingspunten zijn te vinden in het partijdebat.6 In het verlengde van de rechtsstrijd mag de rechter n.m.m. ten volle zijn bevoegdheid vragen te stellen benutten.