Het cassatieberoep is op 25 september 2012 gedeeltelijk ingetrokken. De intrekking ziet op de in de zaak I (parketnummer 13-670748-10) gegeven vrijspraken van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair tenlastegelegde en het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5 en 7 meer of anders tenlastegelegde en de in zaak II (parketnummer 12-676847-10) gegeven vrijspraken van het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 2 primair, 3, 4, 5, 7 en 8 meer of anders tenlastegelegde. Voor de goede orde merk ik op dat de intrekking dus niet ziet op de in zaak II gegeven vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde en het onder 1 subsidiair meer of anders tenlastegelegde.
HR, 14-05-2013, nr. 11/04560 J
ECLI:NL:HR:2013:BZ9936
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-05-2013
- Zaaknummer
11/04560 J
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BZ9936
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ9936, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑05‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ9936
ECLI:NL:PHR:2013:BZ9936, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ9936
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0229
SR-Updates.nl 2013-0213
Uitspraak 14‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Jeugdzaak. 1.Redengevend bewijsmiddel. 2. Verzuim te beslissen op de vordering b.p. Ad 1. HR herhaalt LJN BV3442. Het middel klaagt terecht dat de door het Hof als ongeloofwaardig bestempelde verklaring onder de bewijsmiddelen is opgenomen. Dit behoeft in dit geval evenwel niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak te leiden omdat de misslag - gelet op de bewijsvoering als geheel - niet aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring in de weg staat. Ad 2. Nu uit dat de aan de HR toegezonden stukken blijkt dat de vordering van de b.p. niet is ingesteld op de in art. 51g Sv voorziene wijze, ziet de HR geen aanleiding de uitspraak ambtshalve te vernietigen.
14 mei 2013
Strafkamer
nr. S 11/04560 J
VSI/LBS
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 september 2011, nummer 23/000927-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft het verzuim te beslissen op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] en de strafoplegging, tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [betrokkene 1], tot strafvermindering en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt dat de onder 19 tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte niet redengevend is voor de bewezenverklaring van hetgeen in zaak I onder 7 primair is bewezenverklaard.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is in zaak I onder 7 primair bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 28 februari 2010 tot en met 20 mei 2010 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, kleur rood, merk Kymco, kenteken [0001], toebehorende aan [betrokkene 3]."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"9. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-3 van 21 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 14-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 20 mei 2010 zagen wij dat [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte], de verdachte) een bromfiets met zich meevoerde. Wij zagen dat de bromfiets was voorzien van de kentekenplaat [0001]. Wij zagen dat het contactslot van de bromfiets was beschadigd, alsof er met een schroevendraaier in het slot was geprobeerd de bromfiets te starten. Wij zagen dat de buddyseat zonder sleutel was te openen, terwijl er normaal gesproken een slot op zit. Wij zagen dat dit slot weg was en er een metalen draadje uit stak. Wij spraken [verdachte] aan en vroegen hem of hij de kentekenpapieren van de bromfiets had. Wij hoorden dat [verdachte] zei: "Nee, ik heb de papieren niet bij me." Wij vroegen aan [verdachte] of hij eigenaar was van de bromfiets en hoorden dat hij hierop zei: "Ik ben de eigenaar van de scooter." Hierop vroegen wij een politieambtenaar het kenteken in het RDW te controleren. Wij hoorden dat de bromfiets op naam stond van [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum]1993.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], nam op 21 mei 2010 telefonisch contact op met de moeder van [betrokkene 3], [betrokkene 2]. Ik, verbalisant, hoorde dat [betrokkene 2] zei: "Ik heb met mijn zoon gesproken. De bromfiets is gestolen, al een tijdje geleden."
10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-5 van 28 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina's 17-18).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 27 mei 2010 stonden twee personen aan de balie van het bureau, een ervan herkende ik als [verdachte] en de ander bleek te zijn [betrokkene 2]. Ik hoorde dat [betrokkene 2] zei: "De scooter is gestolen. Ik wil aangifte doen."
[Verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte]) zei: "Ik heb vandaag de scooter op mijn naam gezet. Ik wil mijn scooter terug. Hier laat ik u het kentekenbewijs zien waaruit dat blijkt." [Verdachte] overhandigde mij twee kentekenbewijzen deel 1b welke allebei horen bij het kenteken [0001]. Ik zag dat een van de kentekenbewijzen op naam stond van [betrokkene 3]. Het andere kentekenbewijs deel 1b stond op naam van [verdachte] vanaf 26 mei 2010 te 16:45 uur.
11. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-8 van 16 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 19-20).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In de door de verdachte afgelegde verklaring heeft hij aangegeven dat hij mij, verbalisant, kon aantonen dat hij de scooter gekocht had. Ik, verbalisant heb diverse malen telefonisch contact opgenomen met de verdachte en met de ouders van de verdachte. Beiden verzekerden mij dat zij zo spoedig mogelijk op het politiebureau zouden langskomen om mij deze stukken te overhandigen. Tot op heden heb ik, verbalisant, noch van de verdachte, noch van de ouders van de verdachte, iets ontvangen.
12. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010125038-1 van 28 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina's 10-13).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 mei 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik wil namens mijn zoon [betrokkene 3] aangifte doen van diefstal scooter. Mijn zoon heeft de scooter, een Kymco en voorzien van het kenteken [0001], gekocht. In januari 2010 heeft [betrokkene 3] de scooter voor onze woning neergezet. Hij had de scooter afgesloten via het stuurslot. Toen hij dezelfde dag terugkwam, zag hij dat zijn scooter weg was.
13. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-9 van 19 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 20A-20B).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 19 augustus 2010 sprak ik, verbalisant, telefonisch met [betrokkene 3]. Ik verbalisant, hoorde hem het volgende verklaren: "U vraagt mij of mijn moeder aangifte heeft gedaan van diefstal van een scooter. Dit klopt. Deze brommer was van mij. Ik heb deze brommer vorig jaar augustus gekocht. Ik heb hem gekocht van een jongen. Hoe deze jongen heet weet ik niet meer. Het is een rode scooter van het merk Kymco. Er zit geen slot meer in de buddyseat. [Verdachte] heeft niet aan mij gevraagd om de scooter op mijn naam te zetten. Ik ben de eigenaar."
(...)
18. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-64 van 30 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina's 36-39) (tapverslag opgenomen als bijlage 1).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2010 werd een technische actie gestart op de mobiele telefoon van [verdachte].
Op 16 september 2010 belt [verdachte] met een onbekend persoon (06-[...]).
(...)
NN: heb je geen eerlijke brommer
B: nee alles is in beslag.
NN: whoela, hebben ze zeker ook die gemerkte kenteken
B: alles, alles hebben ze gevonden.
NN: waar is die Gunnie
B: in de tas onder mn tjullie
19. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2010125038 van 10 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina''s 21-25).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 augustus 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik woon aan de [a-straat 1] in [plaats] met mijn ouders. Ik heb een krantenwijk. Ik bezorg het NRC.
De scooter voorzien van het kenteken [0001] heb ik gekocht van een man uit Aalsmeer. Ik heb het vorig jaar april/mei gekocht. Ik kon hem niet op mijn naam laten overschrijven. Dit kwam omdat ik vijftien jaar oud was. Ik heb toen de scooter op naam van [betrokkene 4] gezet. Hij stond in de zomer van 2009 op naam van [betrokkene 5]. Nadat de scooter op naam heeft gestaan van [betrokkene 5] heeft de scooter een tijdje op naam van [betrokkene 3] gestaan."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 7 voorts nog het volgende overwogen:
"Op 27 mei 2010 stonden de verdachte en [betrokkene 2], de moeder van [betrokkene 3], aan de balie van het politiebureau (pagina's 17 e.v.). [Betrokkene 2] wilde namens haar zoon aangifte doen van diefstal van een scooter, merk Kemco en voorzien van het kenteken [0001] (pagina's 10 e.v.). [Betrokkene 3] heeft verklaard dat hij de scooter in augustus 2009 van een onbekende jongen heeft gekocht. Hij heeft de scooter in januari 2010 op het stuurslot gezet en diezelfde dag werd deze scooter gestolen. Ook zou de verdachte niet gevraagd hebben de scooter op zijn naam te mogen zetten (pagina's 20A e.v). De verdachte wilde zijn scooter terug en overhandigde een kentekenbewijs deel 1b, waaruit kon worden afgeleid dat de scooter op 26 mei 2010 op naam van de verdachte is overgezet (pagina's 17 e.v.).
Een week eerder, op 20 mei 2010, hebben verbalisanten gezien dat de verdachte dezelfde scooter met zich meevoerde. Zij hebben gezien dat het contactslot beschadigd was en dat er een metalen draadje uit stak. Op de vraag van de verbalisanten wie de eigenaar van de scooter was, verklaarde de verdachte dat hij dat was. Uit de controle van het kenteken in het RDW bleek echter dat de scooter op dat moment op naam van [betrokkene 3] stond (pagina's 14 e.v.)
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij de scooter in april/mei 2009 heeft gekocht van een man uit Aalsmeer. Maar omdat hij nog geen 16 jaar oud was, heeft hij de scooter eerst op naam van [betrokkene 4], later op naam van [betrokkene 5] en tenslotte op naam van [betrokkene 3] laten zetten (pagina's 21 e.v.).
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij de eigenaar is van de scooter ongeloofwaardig nu hij hierover niet eerlijk heeft verklaard. Immers, de scooter was nog niet gestolen op de datum waarop de verdachte zegt dat hij de scooter in zijn bezit had. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de scooter heeft gestolen en betrekt daarbij dat de verdachte door de verbalisant in de gelegenheid is gesteld aan te tonen dat hij de scooter had gekocht en dat hij derhalve de rechtmatige eigenaar was. Ook zijn de toezeggingen van de verdachte en zijn ouders dat zij zo spoedig mogelijk op het politiebureau zouden langskomen om deze stukken te overhandigen, niet nagekomen (pagina's 19 e.v.)"
2.3.1. Wanneer de rechter zich - al dan niet in reactie op een bewijsverweer - in een nadere overweging beroept op feiten of omstandigheden die door hem redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, moeten deze feiten of omstandigheden zijn vervat in de gebezigde bewijsmiddelen. Indien zij niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld moet de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging die feiten of omstandigheden aanduiden en het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. Een en ander heeft uitsluitend betrekking op feiten of omstandigheden die redengevend zijn voor de bewezenverklaring. Het voorgaande geldt dus niet voor feiten of omstandigheden, en evenmin voor verklaringen, die de rechter blijkens zijn bewijsoverwegingen onaannemelijk dan wel ongeloofwaardig acht. Van zulke niet aannemelijk of niet geloofwaardig bevonden feiten of omstandigheden dan wel verklaringen kan immers niet worden gezegd dat zij voor de bewezenverklaring redengevend zijn, zodat zij niet bij de bewijsmiddelen mogen worden opgenomen (vgl. HR 20 maart 2012, LJN BV3442, NJ 2012/204).
2.3.2. De door de verdachte afgelegde verklaring inhoudend, kort gezegd, dat hij de scooter voorzien van het kenteken
[0001] in april of mei 2009 heeft gekocht maar eerst op naam van andere personen heeft laten zetten omdat hij toen nog niet de vereiste leeftijd had bereikt, heeft het Hof blijkens zijn hiervoor weergegeven bewijsoverweging - niet onbegrijpelijk - ongeloofwaardig bevonden. Die verklaring heeft het Hof derhalve niet als redengevend voor de bewezenverklaring beschouwd, zodat zij ten onrechte bij de bewijsmiddelen is opgenomen. Daarover klaagt het middel terecht. Dit behoeft in dit geval evenwel niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak te leiden omdat de misslag - gelet op de bewijsvoering als geheel - niet aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring in de weg staat.
2.4. Het middel faalt derhalve.
3. Beoordeling van het achtste middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde jeugddetentie van negen maanden.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd - ook niet wat betreft de door [betrokkene 1] als benadeelde partij ingediende vordering, aangezien die vordering, naar uit de aan de Hoge Raad toegezonden stukken blijkt, eerst op 30 augustus 2011 bij het Hof is binnengekomen en derhalve niet is ingesteld op de in art. 51g Sv voorziene wijze - brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde jeugddetentie;
vermindert deze in die zin dat deze acht maanden en twee weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2013.
Conclusie 12‑03‑2013
Mr. Vegter
Partij(en)
Nr. 11/04560 J
Mr. Vegter
Zitting 12 maart 2013 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
De verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 1 september 2011 wegens zaak I onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair en zaak II onder 1 subsidiair: "opzetheling", zaak I onder 4 en 5: "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie", zaak I onder 7 primair: "diefstal", zaak II onder 2 primair, 4 en 7: "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd", zaak II onder 3: "diefstal door twee of meer verenigde personen", zaak II onder 5: "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking" en zaak II onder 8: "opzetheling" veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Het Hof heeft voorts een tas verbeurd verklaard en een pistool, stroomstootwapen en munitie onttrokken aan het verkeer. Het Hof heeft de teruggave aan verdachte gelast van een bromfiets en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende bevolen van een jas en boek. Tenslotte heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 7] en [betrokkene 21] toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander als in het bestreden arrest omschreven.
2.
Mr. P.A.Th. Lemmers, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld.1. Namens de verdachte heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur zeven2. middelen van cassatie voorgesteld.
3.1.
Het eerste middel behelst de klacht dat het hof tot bewijs heeft gebezigd een proces-verbaal van relaas van buurtonderzoek van 25 augustus 2010 (bewijsmiddel 5), waarin is opgenomen de verklaring van een op [a-straat 2] verblijvende onbekende man, zijnde dit proces-verbaal een schriftelijk bescheid houdende een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt als bedoeld in artikel 344a lid 3 Sv, terwijl het hof niet in het bijzonder de redenen tot het gebruik van de in dit proces-verbaal neergelegde verklaring tot bewijs heeft opgegeven, hetgeen zou moeten leiden tot nietigheid.
3.2.
Bewijsmiddel 5, zijnde een relaas van buurtonderzoek, houdt het volgende in:
"Op 25 augustus 2010 hebben wij in het kader van een buurtonderzoek adressen bezocht.
Op [a-straat 2] gaf een voor ons onbekend gebleven man aan dat de slee, welke achterin de box staat, van de bewoners op nummer [1] is, dat de bewoners van nummer [1] vaak rotzooi achterin de box stallen, dat de brommeronderdelen achter in de box ook van de bewoners op nummer [1] zijn, dat op nummer [1] een zoon woont, die regelmatig achter in de boxruimte sleutelt aan zijn brommer."
3.3.
Ingevolge het ook in hoger beroep toepasselijke art. 360, eerste en vierde lid, Sv behoort de rechter het gebruik voor het bewijs van een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in art. 344a, derde lid Sv, op straffe van nietigheid nader te motiveren. Dit betekent dat de rechter zal moeten aangeven dat aan de eisen van art. 344a, derde lid, Sv is voldaan terwijl hij tevens blijk ervan dient te geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de anonieme verklaringen te hebben onderzocht.3.
3.4.
De term "een persoon wiens identiteit niet blijkt" omvat niet personen wier persoonsgegevens weliswaar niet (volledig) zijn vermeld in het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, maar van wie vaststaat dat zij wel zodanig kunnen worden geïndividualiseerd dat de verdediging desgewenst hun verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken.4. Gelet daarop behoefde het Hof de hiervoor onder 3.2. weergegeven verklaring niet op te vatten als een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt. Die verklaring houdt immers in dat zij is afgelegd door een man die op het adres [a-straat 2] woont. Een verzoek tot het horen van deze man als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting zou betrekkelijk eenvoudig te realiseren zijn geweest.
3.5.
Het middel faalt dus.
4.1.
Het tweede middel klaagt dat het in zaak I onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4.2.
Ten laste van de verdachte is in zaak I onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 bewezenverklaard dat:
"1
subsidiair.
hij op 24 augustus 2010 te Amsterdam, een huurcontract en een sleutelbos voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
2
subsidiair.
hij op 24 augustus 2010 te Amsterdam, een damesfiets, merk Gazelle, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3
subsidiair.
hij op 24 augustus 2010 te Amsterdam, een kentekenplaat, kenteken [0005], voorhanden heeft gehad, terwijl hij tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
4.
hij op 24 augustus 2010 te Amsterdam, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
- 5.
hij op 24 augustus 2010 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een pistool, en munitie van categorie III, te weten een 1. patroon, voorhanden heeft gehad."
4.3.
Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010204843-1 van 20 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina's 19-21).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 augustus 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 6], wonende [b-straat 1] te [plaats]:
Op 20 augustus 2010 fietste ik te Amsterdam. Aan de linkerkant van mij kwam een bromfiets rijden. Ik zag dat er een arm in mijn fietskrat graaide en mijn rode tas met inhoud hieruit pakte. De dader was in het zwart gekleed. Er zaten goederen in mijn schoudertas.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-32 van 25 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 25-26).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 augustus 2010 tegenover verbalisant telefonisch afgelegde verklaring van [betrokkene 6]:
Het huurcontract zat nog in mijn tas. Ook mijn sleutels zaten in mijn weggenomen tas. Na de straatroof is onze schuur nog leeggehaald. In mijn schuur is mijn fiets weggenomen. Ik, verbalisant, zag dat de sleutels zoals [betrokkene 6] deze omschreef, gelijkend waren aan de sleutels die werden aangetroffen in de zwarte inbeslaggenomen jas.
3.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010204814-57 van 27 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina's 173-175).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 augustus 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 6]:
Op 20 augustus 2010 omstreeks 09.00 uur heb ik voor het laatst in mijn inpandige box mijn fiets, een damesfiets van het merk Gazelle, zien staan. Op 24 augustus 2010 te 10.00 uur zag ik dat mijn damesfiets van het merk Gazelle gestolen was. Ik kan mijn fiets als volgt omschrijven: er zit een sticker op met de tekst: "[A]"; de koplamp is kapot, mijn voorspatbord zit los.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-49 van 26 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina's 27-28).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 24 augustus 2010 is [verdachte], wonende [a-straat 1] te [plaats], aangehouden ter zake van straatroof. Vervolgens heeft in de gezamenlijke boxruimte behorende bij de woningen gelegen aan de [a-straat] nummer 1 t/m 15 een doorzoeking plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn goederen aangetroffen:
- -
fiets (dames), merk Gazelle Dames;
- -
een akte te weten een huurcontract ten name van [betrokkene 6];
- -
sleutels.
[Betrokkene 6] vertelde dat na de beroving haar schuur is leeggehaald, zonder dat er braakschade was ontstaan.
Ik, verbalisant, toonde de hierboven genoemde Gazelle damesfiets aan [betrokkene 6]. Ik hoorde dat [betrokkene 6] letterlijk en vol overtuiging zei: "ja, houd maar op, dit is mijn fiets!" Ze herkende de fiets aan:
- -
de verstevigingsstangen van het voorspatbord zijn afgebroken;
- -
de voorlamp van de fiets is stuk;
- -
achterop de fiets staat de bedrijfsnaam waar de fiets is gekocht. [Betrokkene 6] zei direct "[A]". Hiermee refereerde ze aan het bedrijf waar de fiets gekocht is.
5.
Een proces-verbaal van relaas van buurtonderzoek met nummer 2010208414-33 van 25 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 98- 9).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 25 augustus 2010 hebben wij in het kader van een buurtonderzoek adressen bezocht. Op [a-straat 2] gaf een voor ons onbekend gebleven man aan dat de slee, welke achterin de box staat, van de bewoners op nummer [1] is, dat de bewoners van nummer [1] vaak rotzooi achterin de box stallen, dat de brommeronderdelen achter in de box ook van de bewoners op nummer [1] zijn, dat op nummer [1] een zoon woont, die regelmatig achter in de boxruimte sleutelt aan zijn brommer.
6.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL132K 2010209682-1 van 25 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina's 16-17).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 augustus 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 7]:
Op 9 juli 2010 ben ik omstreeks 08.00 uur naar mijn werk vertrokken. Ik heb mijn snorfiets te Amsterdam op de openbare weg geparkeerd. Op 9 juli 2010 omstreeks 17.15 uur, ben ik er door omstanders op gewezen dat mijn kentekenplaat niet meer op mijn snorfiets zou zitten. Toen ik ben gaan kijken constateerde ik dat mijn kentekenplaat van mijn snorfiets was verdwenen.
Kenteken snorfiets: [0005].
7.
Een proces-verbaal met nummer 2010204814 van 25 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina 97).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Het op 24 augustus 2010 in perceel [a-straat 1] te [plaats] in beslaggenomen voorwerp is een stroomstootwapen. Het voorwerp is een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Dit voorwerp is een wapen in de zin van categorie II onder ten 5e van de Wet wapens en munitie.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-55 van 27 augustus 2010, als aanvulling op het proces-verbaal met nummer 2010208414-33, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina 164).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 27 augustus 2010 stelde ik, verbalisant, een onderzoek in naar het inbeslaggenomen vuurwapen (pistool). Tijdens de ontladingsprocedure zag ik dat er een patroon in de kamer van het wapen zat. Ik zag dat het wapen een 8mm gas/alarmpistool betreft. Het pistool is een wapen als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie.
(...)
14.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010204814-14 van 24 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (doorgenummerde pagina's 89-90).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 24 augustus 2010 stelde ik, verbalisant, een onderzoek in. Naast het trapportaal van de woning [a-straat 1] te [plaats] bevindt zich een stallingsruimte waar alle bewoners gebruik van kunnen maken. Ik zag dat achterin de stallingsruimte een bromfiets stond. Tevens zag ik een hoop rommel liggen. Ook zag ik in de hoek een houten kindersleetje staan. Ik zag dat er aan dit sleetje een zwart nylon jasje was opgehangen. Ik pakte dit jasje en voelde dat het zwaar aanvoelde. In een der jaszakken trof ik een paar sleutelbossen aan. In de jaszak trof ik een huurovereenkomst aan. De naam op het huurcontract van de verhuurder was [betrokkene 6]. Het betrof de woning [b-straat 1] te [plaats]. Onder de slee trof ik een zwart tasje van het merk Björn Borg aan. In het tasje zag ik een zilverkleurig vuurwapen (pistool) zitten alsmede een zwart voorwerp, gelijkend op een zogenaamde taser (stroomstootwapen). In een doosje trof ik een blauw snorfiets kentekenplaatje ([0005]) aan. Ik zag dat de kentekenplaat voorzien was van twee gaten. Ik zag dat twee zwarte, aan elkaar bevestigde tie-wraps door een der gaten van de motorkentekenplaat waren gestoken.
15.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010204814-34 van 25 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 35-36).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 25 augustus 2010 bevond ik, verbalisant, mij in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]. Aldaar spraken wij met de moeder van [verdachte]. Ik, verbalisant, toonde haar de inbeslaggenomen schoudertas van het merk Björn Borg. Ik vroeg haar of deze tas van [verdachte] was waarop zij mij verklaarde deze tas niet te kennen. Voorts toonde ik, verbalisant, haar de inbeslaggenomen jas, waarbij ik vroeg of dit de jas van [verdachte] betrof. Zij verklaarde mij dat haar zoon zo'n jas heeft. Collega [...], zijnde de buurtregisseur, verklaarde direct dat hij [verdachte] vaker in die jas had zien rondrijden of zien rondlopen.
Wij werden door de moeder van [verdachte] in de box gelaten. De zag de een damesfiets van het merk Gazelle staan. Ik, verbalisant, keek vervolgens in de krantentas welke op de bagagedrager van de fiets zat bevestigd en zag dat hierin een afgebroken snoer van Ipod- of Iphone-oordopjes. Het is mij ambtshalve bekend dat er eerder deze week een straatroof was gepleegd waarbij oordopjes van een Iphone of Ipod waren afgebroken. Eveneens zag ik, verbalisant, dat er ongeveer 3 kranten van de NRC in de krantentas zaten daterende zaterdag 21 augustus 2010.
16.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010206938-1 van 23 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (doorgenummerde pagina's 31-34).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van aangeefster:
Op 23 augustus 2010 ben ik slachtoffer geworden van een straatroof. Ik heb een kratje voorop mijn fiets. Ik heb mijn schoudertas in het kratje gedaan. Ik had mijn Iphone in mijn tas en ik had mijn oordopjes in mijn oren. De oordopjes waren aangesloten op mijn Iphone. Ik zag een scooter met twee jongens erop naast mij rijden. Ik zag de jongen die achterop de scooter zat, mijn tas uit het kratje pakte. De jongen trok met een harde ruk aan mijn tas zodat de kabel van mijn oordopjes brak.
17.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010206938-2 van 26 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 37-38).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
[Betrokkene 8] overhandigde mij de bij diefstal afgebroken oortjes van haar Iphone. Wij, verbalisanten, legden het snoertje en de oortjes achter elkaar waarbij wij zagen dat de breuk in een van de kabels tussen het snoer en het oortje overeenkwam. Met het snoer van de Iphone bedoel ik het snoer dat op 25 augustus 2010 werd aangetroffen in de krantentassen welke op de Gazellefiets bevestigd zaten.
18.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-64 van 30 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina's 36-39) (tapverslag opgenomen als bijlage 1).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2010 werd er een technische actie gestart op de mobiele telefoon van [verdachte].
Op 16 september 2010 belt [verdachte] met een onbekend persoon (06-[...]).
NN: heb je geen eerlijke brommer
B: nee alles is in beslag.
NN: whoela, hebben ze zeker ook die gemerkte kenteken
B: alles, alles hebben ze gevonden.
NN: waar is die Gunnie
B: in de tas onder mn tjullie
19.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2010125038 van 10 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 21-25).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 augustus 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik woon aan de [a-straat 1] in [plaats] met mijn ouders. Ik heb een krantenwijk Ik bezorg het NRC. (...)"
4.4.
De bestreden uitspraak houdt voorts in:
"Op 24 augustus 2010 zien verbalisanten verdachte uit de stallingsruimte van perceel [a-straat 1] komen, terwijl hij zeer angstig om zich heen keek. Op die datum heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de stallingsruimte naast het trapportaal van de woning van de verdachte (doorgenummerde pagina's 89 e.v.). Alle bewoners van het trappenhuis kunnen gebruik maken van de stallingsruimte en aldaar hun fiets stallen. Achterin die stallingsruimte stond een bromfiets. In diezelfde hoek stond ook een houten kindersleetje met daaraan een zwart nylon jasje. In de jaszakken werden een paar sleutelbossen aangetroffen en een huurovereenkomst met betrekking tot het adres [b-straat 1] ten name [betrokkene 6]. De moeder van de verdachte heeft na het tonen van de in beslag genomen jas verklaard dat haar zoon net zo'n jas heeft. Voorts heeft de buurtregisseur verklaard dat hij de verdachte vaker in die jas heeft zien rondrijden of rondlopen.
Daarbij komt dat bij de doorzoeking een Gazelle damesfiets is aangetroffen. Op de fiets was een krantentas bevestigd waarin drie kranten van de NRC zaten die dateerden van 21 augustus 2010 (doorgenummerde pagina's 35 e.v.). Tegenover de politie en ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij een krantenwijk had en dat hij de NRC bezorgde.
Bij controle in de politiesystemen bleek dat [betrokkene 6] op 20 augustus 2010 het slachtoffer is geworden van een straatroof gepleegd door twee Marokkaanse jongeren op een bromfiets. Navraag door de politie bij [betrokkene 6] heeft opgeleverd dat na de straatroof, waarbij haar sleutels en een huurcontract zijn ontvreemd, onder meer een Gazelle fiets uit haar schuur is weggenomen zonder dat braakschade was ontstaan (doorgenummerde pagina's 25 e.v.). De door haar gegeven beschrijving van zowel de sleutelbos als de Gazellefiets komt geheel overeen met de aangetroffen sleutelbos en fiets (doorgenummerde pagina's 27 e.v.).
Tevens is in de krantentas van de Gazelle damesfiets een deel van een snoer van iPod of iPhone oordopjes aangetroffen dat blijkens het proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina's 37 e.v) precies één geheel uitmaakte met het bij de benadeelde van de straatroof van 23 augustus 2010 ([betrokkene 8]) achtergebleven resterende deel.
Daarnaast heeft de politie in een doosje een blauw snorfietskentekenplaatje ([0005]) gevonden en onder de slee een tasje van het merk Björn Borg aangetroffen. In dit tasje zaten een vuurwapen en een stroomstootwapen.
Naar aanleiding van de resultaten van de doorzoeking heeft de politie navraag gedaan bij de bewoners van de [a-straat] 1-15. Eén van de bewoners heeft verklaard dat de slee en de brommeronderdelen van de bewoners van nummer [1] zijn en dat zij vaak rotzooi in de ruimte stallen en dat een zoon regelmatig achter in de ruimte aan zijn brommer sleutelt (doorgenummerde pagina's 98 e.v.).
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, en mede gelet op de overige bewijsmiddelen, stelt het hof allereerst vast dat de zwarte jas in de stallingsruimte van de verdachte is. Vervolgens is niet aannemelijk dat een ander dan de verdachte de sleutelbos en de huurovereenkomst in de jaszak van de verdachte heeft gestopt. Het hof is van oordeel dat de verdachte ten tijde van het in zijn jaszak stoppen van een vreemde sleutelbos en een huurovereenkomst op het adres [b-straat 1] ten name [betrokkene 6], wist dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren. Nu de huurovereenkomst en de sleutelbos op 20 augustus 2010 zijn gestolen en deze goederen, alsmede de Gazelle damesfiets, welke tussen 20 en 24 augustus 2010 is gestolen uit de schuur van [betrokkene 6], op 24 augustus 2010 in de stallingsruimte bij de verdachte zijn aangetroffen, is het hof van oordeel dat de verdachte op het moment dat hij de Gazelle damesfiets in handen kreeg wist dat ook deze uit misdrijf afkomstig was.
Ook ten aanzien van de kentekenplaat ([0005]) is het hof van oordeel dat de verdachte wist dat deze van misdrijf afkomstig was.
Voorts is het hof van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte het vuurwapen en het stroomstootwapen bewust in het tasje in de stallingsruimte heeft bewaard. Daarbij betrekt het hof de gezinssamenstelling van het gezin, dat bestaat uit de vader en de moeder van de verdachte, zijn jongere broertje (10) en zusje 4.. Het ligt niet voor de hand dat een van de gezinsleden een vuurwapen en een stroomstootwapen in een tasje in het hoekje achterin de gemeenschappelijke stallingsruimte heeft neergelegd.
Bij dit alles heeft het hof laten meewegen dat de verdachte zich ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep grotendeels op zijn zwijgrecht heeft beroepen en niet zijn lezing van de feiten en omstandigheden, welke thans ter beoordeling aan het hof voorliggen, heeft gegeven."
4.5.
Wat betreft het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde wordt in de toelichting op het middel aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet kan blijken dat het zwarte nylon jasje waarin de sleutelbos en de huurovereenkomst zijn aangetroffen, van de verdachte is.
Die opvatting deel ik niet. Ik wijs op de verklaring van de moeder van de verdachte dat haar zoon zo'n jas heeft, de verklaring van de buurtregisseur dat hij de verdachte vaker in die jas had zien rondrijden of rondlopen, de omstandigheid dat de boxruimte waar het jasje is aangetroffen behoort bij de woningen gelegen aan de [a-straat] 1 tot en met 15 en de verklaring van de bewoner van [a-straat 2] dat de slee waaraan het jasje hing van de bewoners op nummer [1] is (PV: zijnde het adres van de verdachte), dat de bewoners van nummer [1] vaak rotzooi achterin de box stallen en dat op nummer [1] een zoon woont die regelmatig achter in de boxruimte sleutelt aan zijn brommer. Daaruit heeft het Hof kunnen afleiden dat het zwarte nylon jasje van de verdachte is.
4.6.
In de toelichting wordt voorts geklaagd dat uit de bewijsmiddelen niet valt af te leiden dat de verdachte ten tijde van de verkrijging van de sleutelbos, de huurovereenkomst, de Gazelle fiets en het kentekenplaatsje (feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair) wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Noch het moment van verkrijging noch de wetenschap volgt uit de bewijsmiddelen.
4.7.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid:
- -
Op 9 juli 2010 is het kentekenplaatje [0005] van de snorfiets van [betrokkene 7] gestolen.
- -
Op 20 augustus 2010 is [betrokkene 6] beroofd van haar handtas waarin onder meer een sleutelbos en een huurcontract zaten.
- -
Tussen 20 augustus 2010, 09.00 uur, en 24 augustus 2010, 10.00 uur, is uit haar inpandige box de Gazelle fiets van [betrokkene 6] gestolen zonder dat er braakschade is ontstaan.
- -
Op 23 augustus is [betrokkene 8] beroofd van haar tas. Zij had een iPhone in haar tas en oordopjes in haar oren. Als gevolg van de beroving is de kabel van de oordopjes gebroken.
- -
De verdachte woonde op het adres [a-straat 1] te [plaats].
- -
Op 24 augustus 2010 zijn bij een doorzoeking in de gezamenlijke boxruimte behorende bij de woningen gelegen aan de [a-straat] 1-15 onder meer de Gazelle fiets, de sleutelbos en het huurcontract van [betrokkene 6] aangetroffen. Het huurcontract en de sleutelbos bevonden zich in een zwart nylon jasje van de verdachte. In de fietstas bevonden zich drie NRC's van 21 augustus 2010 en een gedeelte van de kabel van [betrokkene 8]. In een doosje bevond zich een kentekenplaatje [0005].
- -
De verdachte heeft een krantenwijk. Hij bezorgt het NRC.
- -
De bewoners van nummer [1] stallen vaak rotzooi in de gemeenschappelijke box.
- -
Op 16 september 2010 belt de verdachte met een onbekend gebleven persoon. De verdachte zegt "alles is in beslag" en op de vraag "hebben ze zeker ook die gemerkte kenteken" antwoordt de verdachte "alles, alles hebben ze gevonden".
4.8.
Het oordeel van het Hof dat uit deze feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachte het huurcontract, de sleutelbos, de fiets en het kentekenplaatje voorhanden heeft gehad, is niet onbegrijpelijk. Voorts is evenmin onbegrijpelijk het oordeel van het Hof dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van deze goederen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Daarbij heeft het Hof kennelijk mede acht geslagen op de omstandigheid dat de huurovereenkomst, de sleutelbos en de fiets zeer kort na de ontvreemding bij de verdachte zijn aangetroffen (waarbij ten aanzien van de fiets ook nog opgemerkt moet worden dat de verdachte die kennelijk al vanaf 21 augustus in zijn bezit had) en de omstandigheid dat de verdachte daarvoor geen enkele aannemelijke verklaring heeft gegeven. Het Hof heeft ook nog op het onderlinge verband en de onderlinge samenhang gewezen. Het is inderdaad moeilijk voor te stellen dat elke wetenschap over de herkomst van voorwerpen ontbreekt, terwijl het voorwerpen betreft die in relatie staan tot verschillende recent gepleegde strafbare feiten. In de richting van wetenschap dat hij in ieder geval voorwerpen voor handen had waarvan het voor hem verontrustend is dat ze worden gevonden door de politie wijst ook nog dat verdachte als hij op 24 augustus 2010 uit de stalling komt angstig kijkt alsmede het (overigens enige tijd later gevoerde) telefoongesprek met een onbekend gebleven persoon. Niet onbegrijpelijk is derhalve het (kennelijke) oordeel van het Hof dat verdachte (ook) ten tijde van de verwerving al wist dat het om van misdrijf afkomstige voorwerpen ging.
4.9.
Wat betreft het onder 2 bewezenverklaarde houdt de toelichting ook nog in dat namens de verdachte is aangevoerd dat hij de fiets van een vriend had geleend om kranten te bezorgen en dat hij niet wist dat de fiets gestolen was en ook geen reden had om dat te vermoeden. Het Hof is van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken zonder daarop te reageren, aldus de steller van het middel.
4.10.
Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 augustus 2011 gehechte pleitnotities heeft de raadsvrouw van de verdachte het volgende aangevoerd:
"De heling van de fiets van [betrokkene 6]. Cliënt stelt de fiets te hebben geleend van een vriend. Cliënt had de fiets nodig om kranten te kunnen bezorgen. Hij was niet op de hoogte van het feit dat de fiets was gestolen en had ook geen reden te vermoeden dat zijn vriend de fiets had gestolen (de fiets zag er keurig uit). Op grond van het voorgaande verzoek ik u cliënt vrij te spreken van de heling van de fiets. AG heeft gezegd dat V deelt hem met vrienden voor krantenwijk. '
4.11.
Het kennelijke oordeel van het Hof dat dit geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in art. 359, tweede lid, Sv oplevert, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. Anders dan de steller van het middel kennelijk wil, onderbreekt immers iedere onderbouwing van het standpunt.
4.12.
In de toelichting op het middel wordt tenslotte geklaagd dat het onder 4 en 5 bewezenverklaarde niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4.13.
Vooropgesteld moet worden dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van art. 26 WWM vereist is dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie.5.
4.14.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid:
- -
De verdachte woonde op het adres [a-straat 1] te [plaats].
- -
Op 24 augustus 2010 is bij een doorzoeking in de gezamenlijke boxruimte behorende bij de woningen gelegen aan de [a-straat] 1-15 onder een aan de familie van de verdachte toebehorende sleetje een zwart tasje aangetroffen. In dit tasje bevonden zich een pistool (met munitie) en een stroomstootwapen.
- -
De bewoners van nummer [1] stallen vaak rotzooi in de gemeenschappelijke box.
- -
Op 16 september 2010 belt de verdachte met een onbekend gebleven persoon. De verdachte zegt "alles is in beslag" en op de vraag "hebben ze zeker ook die gemerkte kenteken" antwoordt de verdachte "alles, alles hebben ze gevonden". Op de vraag "waar is de Gunnie" antwoordt de verdachte "in de tas onder mn tjullie".
4.15.
Gelet hierop geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte het stroomstootwapen en pistool met munitie aanwezig heeft gehad en zich daarvan ook bewust was, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk.
4.16.
Het middel faalt in al zijn onderdelen.
5.1.
Het derde middel klaagt dat het Hof in zaak I onder 7 heeft bewezen verklaard dat de verdachte in de periode van 28 februari 2010 tot en met 20 mei 2010 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, kleur rood, merk Kymco, kenteken [0001], toebehorende aan [betrokkene 3], zulks terwijl de bewijsmiddelen en de daarbij gegeven bewijsoverweging daartoe niet redengevend zijn, meer in het bijzonder niet omdat tot bewijs mede is gebezigd (bewijsmiddel 19) de verklaring van de verdachte dat hij de eigenaar is van de deze bromfiets en dat hij hem heeft gekocht van een man uit Aalsmeer, hetgeen zou moeten leiden tot nietigheid.
5.2.
Ten laste van de verdachte is in zaak I onder 7 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 28 februari 2010 tot en met 20 mei 2010 te Amsterdam. Met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, kleur rood, merk Kymco, kenteken [0001], toebehorende aan [betrokkene 3]."
5.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"9.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-3 van 21 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 14-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 20 mei 2010 zagen wij dat [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte], de verdachte) een bromfiets met zich meevoerde. Wij zagen dat de bromfiets was voorzien van de kentekenplaat [0001]. Wij zagen dat het contactslot van de bromfiets was beschadigd, alsof er met een schroevendraaier in het slot was geprobeerd de bromfiets te starten. Wij zagen dat de buddyseat zonder sleutel was te openen, terwijl er normaal gesproken een slot op zit. Wij zagen dat dit slot weg was en er een metalen draadje uit stak. Wij spraken [verdachte] aan en vroegen hem of hij de kentekenpapieren van de bromfiets had. Wij hoorden dat [verdachte] zei: "Nee, ik heb de papieren niet bij me." Wij vroegen aan [verdachte] of hij eigenaar was van de bromfiets en hoorden dat hij hierop zei: "Ik ben de eigenaar van de scooter." Hierop vroegen wij een politieambtenaar het kenteken in het RDW te controleren. Wij hoorden dat de bromfiets op naam stond van [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum]1993.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], nam op 21 mei 2010 telefonisch contact op met de moeder van [betrokkene 3], [betrokkene 2]. Ik, verbalisant, hoorde dat [betrokkene 2] zei: "Ik heb met mijn zoon gesproken. De bromfiets is gestolen, al een tijdje geleden."
10.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-5 van 28 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina's 17-18).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 27 mei 2010 stonden twee personen aan de balie van het bureau, een ervan herkende ik als [verdachte] en de ander bleek te zijn [betrokkene 2]. Ik hoorde dat [betrokkene 2] zei: "De scooter is gestolen. Ik wil aangifte doen."
[Verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte]) zei: "Ik heb vandaag de scooter op mijn naam gezet. Ik wil mijn scooter terug. Hier laat ik u het kentekenbewijs zien waaruit dat blijkt." [Verdachte] overhandigde mij twee kentekenbewijzen deel 1b welke allebei horen bij het kenteken [0001]. Ik zag dat een van de kentekenbewijzen op naam stond van [betrokkene 3]. Het andere kentekenbewijs deel 1b stond op naam van [verdachte] vanaf 26 mei 2010 te 16:45 uur.
11.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-8 van 16 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 19-20).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In de door de verdachte afgelegde verklaring heeft hij aangegeven dat hij mij, verbalisant, kon aantonen dat hij de scooter gekocht had. Ik, verbalisant heb diverse malen telefonisch contact opgenomen met de verdachte en met de ouders van de verdachte. Beiden verzekerden mij dat zij zo spoedig mogelijk op het politiebureau zouden langskomen om mij deze stukken te overhandigen. Tot op heden heb ik, verbalisant, noch van de verdachte, noch van de ouders van de verdachte, iets ontvangen.
12.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010125038-1 van 28 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina's 10-13).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 mei 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik wil namens mijn zoon [betrokkene 3] aangifte doen van diefstal scooter. Mijn zoon heeft de scooter, een Kymco en voorzien van het kenteken [0001], gekocht. In januari 2010 heeft [betrokkene 3] de scooter voor onze woning neergezet. Hij had de scooter afgesloten via het stuurslot. Toen hij dezelfde dag terugkwam, zag hij dat zijn scooter weg was.
13.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125038-9 van 19 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 20A-20B).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 19 augustus 2010 sprak ik, verbalisant, telefonisch met [betrokkene 3]. Ik verbalisant, hoorde hem het volgende verklaren: "U vraagt mij of mijn moeder aangifte heeft gedaan van diefstal van een scooter. Dit klopt. Deze brommer was van mij. Ik heb deze brommer vorig jaar augustus gekocht. Ik heb hem gekocht van een jongen. Hoe deze jongen heet weet ik niet meer. Het is een rode scooter van het merk Kymco. Er zit geen slot meer in de buddyseat. [Verdachte] heeft niet aan mij gevraagd om de scooter op mijn naam te zetten. Ik ben de eigenaar.
(...)
19.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2010125038 van 10 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 21-25).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 augustus 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik woon aan de [a-straat 1] in [plaats] met mijn ouders. Ik heb een krantenwijk. Ik bezorg het NRC.
De scooter voorzien van het kenteken [0001] heb ik gekocht van een man uit Aalsmeer. Ik heb het vorig jaar april/mei gekocht. Ik kon hem niet op mijn naam laten overschrijven. Dit kwam omdat ik vijftien jaar oud was. Ik heb toen de scooter op naam van [betrokkene 4] gezet. Hij stond in de zomer van 2009 op naam van [betrokkene 5]. Nadat de scooter op naam heeft gestaan van [betrokkene 5] heeft de scooter een tijdje op naam van [betrokkene 3] gestaan."
5.4.
De bestreden uitspraak houdt voorts in:
"Op 27 mei 2010 stonden de verdachte en [betrokkene 2], de moeder van [betrokkene 3], aan de balie van het politiebureau (pagina's 17 e.v.). [betrokkene 2] wilde namens haar zoon aangifte doen van diefstal van een scooter, merk Kemco en voorzien van het kenteken [0001] (pagina's 10 e.v.). [Betrokkene 3] heeft verklaard dat hij de scooter in augustus 2009 van een onbekende jongen heeft gekocht. Hij heeft de scooter in januari 2010 op het stuurslot gezet en diezelfde dag werd deze scooter gestolen. Ook zou de verdachte niet gevraagd hebben de scooter op zijn naam te mogen zetten (pagina's 20A e.v). De verdachte wilde zijn scooter terug en overhandigde een kentekenbewijs deel 1b, waaruit kon worden afgeleid dat de scooter op 26 mei 2010 op naam van de verdachte is overgezet (pagina's 17 e.v.).
Een week eerder, op 20 mei 2010, hebben verbalisanten gezien dat de verdachte dezelfde scooter met zich meevoerde. Zij hebben gezien dat het contactslot beschadigd was en dat er een metalen draadje uit stak. Op de vraag van de verbalisanten wie de eigenaar van de scooter was, verklaarde de verdachte dat hij dat was. Uit de controle van het kenteken in het RDW bleek echter dat de scooter op dat moment op naam van [betrokkene 3] stond (pagina's 14 e.v.)
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij de scooter in april/mei 2009 heeft gekocht van een man uit Aalsmeer. Maar omdat hij nog geen 16 jaar oud was, heeft hij de scooter eerst op naam van [betrokkene 4], later op naam van [betrokkene 5] en tenslotte op naam van [betrokkene 3] laten zetten (pagina's 21 e.v.).
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij de eigenaar is van de scooter ongeloofwaardig nu hij hierover niet eerlijk heeft verklaard. Immers, de scooter was nog niet gestolen op de datum waarop de verdachte zegt dat hij de scooter in zijn bezit had. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de scooter heeft gestolen en betrekt daarbij dat de verdachte door de verbalisant in de gelegenheid is gesteld aan te tonen dat hij de scooter had gekocht en dat hij derhalve de rechtmatige eigenaar was. Ook zijn de toezeggingen van de verdachte en zijn ouders dat zij zo spoedig mogelijk op het politiebureau zouden langskomen om deze stukken te overhandigen, niet nagekomen (pagina's 19 e.v.)"
5.5.
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de als bewijsmiddel 19 gebezigde verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de rechthebbende op de scooter is, strijdig is met de bewezenverklaring en de andere bewijsmiddelen.
5.6.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte de scooter in april/mei 2009 heeft gekocht en toen vanwege zijn jeugdige leeftijd niet op zijn naam kon zetten. De scooter heeft toen op naam van [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 3] gestaan. Op enig moment heeft [betrokkene 3] de scooter gekocht. In januari 2010 had hij de scooter voor zijn woning staan en is deze gestolen. Op 20 mei 2010 was de verdachte in het bezit van de scooter. De scooter stond toen op naam van [betrokkene 3]. Op 26 mei 2010 heeft de verdachte de scooter op zijn naam gezet.
Anders dan de steller van het middel wil, is de als bewijsmiddel 19 gebezigde verklaring van de verdachte niet strijdig met de bewijsmiddelen en daarmee de bewezenverklaring. Uit die bewijsmiddelen kan immers worden afgeleid dat in ieder geval vanaf januari 2010 tot en met 20 mei 2010 [betrokkene 3] de eigenaar van de scooter was, en niet de verdachte.
5.7.
Het middel faalt.
6.1.
Het vijfde middel klaagt dat de verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie onbegrijpelijk is.
6.2.
De bestreden uitspraak houdt in:
"Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat in zaak I (PV: bedoeld zal zijn zaak II) het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat alle informatie in die zaak is verkregen op grond van een machtiging tot het afluisteren van de telefoon van de verdachte die is verleend op onjuiste gronden en misleidende informatie welke toedracht het openbaar ministerie opzettelijk heeft getracht te verhullen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het dossier, meer in het bijzonder uit het proces-verbaal van relaas van 11 november 2010 opgemaakt door [verbalisant 14], brigadier van politie, valt af te leiden dat op 24 augustus 2010 [betrokkene 9] aangifte heeft gedaan van beroving van een Blackberry telefoon door twee Marokkaanse jongens op een brommer. Op het IMEI-nummer van de Blackberry is een technische actie gestart. Uit deze technische actie is vast komen te staan dat de telefoon werd gebruikt door een vrouw. Hierop zijn een man en een vrouw aangehouden.
Het hof stelt vast dat de aangehouden vrouw en man op basis van de daderomschrijving van aangeefster [betrokkene 9] duidelijk niet als de daders van de diefstal kunnen worden aangemerkt. Het hof stelt vast dat het waarschijnlijk is dat zij de helers van de Blackberry telefoon zijn. Met de aanhouding van de man en vrouw is de verdenking jegens de verdachte dan ook niet komen te vervallen. Dit betekent dat het afluisteren van de mobiele telefoon van de verdachte rechtmatig is geschied, waarbij het hof opmerkt dat uit de stukken in het dossier blijkt dat het bij de politie gerezen redelijk vermoeden van schuld van de verdachte aan de straatroof kon worden ontleend aan de hand van de bij de doorzoeking in de stallingsruimte bij de woning van de verdachte aantroffen goederen en de aangifte van straatroof van [betrokkene 8] van 23 augustus 2010. Derhalve kan de mededeling dat het afluisteren van de telefoon van de verdachte van belang was om de identiteit van NN2 te achterhalen niet worden beschouwd als onjuiste informatie en zeker niet als onjuiste informatie die opzettelijk door het openbaar ministerie is verstrekt.
Het hof verwerpt het verweer, nu het verweer feitelijke grondslag mist en zal het openbaar ministerie ontvankelijk verklaren in de vervolging van de verdachte."
6.3.
Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging komt als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.6.
6.4.
Gelet op het voorgaande is het middel reeds tevergeefs voorgesteld omdat hetgeen aan het verweer ten grondslag is gelegd, niet tot het oordeel kan leiden dat - anders dan door de raadsvrouwe is gesteld - met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
7.1.
Het zesde middel behelst de klacht dat het in zaak II onder 1 subsidiair, 3, 4, 5, 7 en 8 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
7.2.
Ten laste van de verdachte is in zaak II onder 1 subsidiair, 3, 4, 5, 7 en 8 bewezenverklaard dat:
"1
subsidiair.
hij op 23 september 2010 te Amsterdam, een bromfiets, merk Piaggio c25, kenteken [0002], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde het voorhanden krijgen wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
(...)
3.
hij op 10 oktober 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas, merk Morgan, met inhoud, toebehorende aan [betrokkene 1].
- 4.
hij op 21 oktober 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, merk Peugeot Ludix, kenteken [0003], toebehorende aan [betrokkene 10], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door één stuurslot van voornoemde bromfiets te verbreken.
- 5.
hij op 19 oktober 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, perceel [c-straat 1] te [plaats], heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk Nokia 6300, en horloges, merk Guess en Swatch en D&G, toebehorende aan [betrokkene 11], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door met één mededader naar voornoemde woning toe te gaan en vervolgens één raam van voornoemde woning te verbreken.
7.
hij op 13 september 2010 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter, merk Piaggio c38, kenteken [0004], toebehorende aan [betrokkene 12], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door naar voornoemde scooter te gaan en vervolgens één hangslot te verbreken.
8.
hij op 10 november 2010 te Amsterdam, een kentekenplaat ([...]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
7.3.
Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"20.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010234872-1 van 23 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 25] (pagina's 1-5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 september 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 22]:
Op 23 september 2010 omstreeks 10.30 uur heb ik mijn snorfiets onbeschadigd en afgesloten in de fietsenstalling van de school aan de Weesperzijde te Amsterdam achtergelaten. Mijn snorfiets stond op het stuurslot. Omstreeks 16.30 uur zag ik dat mijn snorfiets niet meer op de plek stond waar ik hem had achtergelaten.
Weggenomen: Bromfiets, merk Piaggio C25, kleur wit, kenteken [0002], bouwjaar 2010.
21.
Een proces-verbaal telecom met nummer 2010234872-5 van 25 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina's 6-7) (tapverslagen opgenomen als bijlage 2).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2010 is er een technische actie gestart op het imei-nummer van de mobiele telefoon van [verdachte]. Op 22 september 2008 wordt er een nieuwe technische actie geplaatst op de mobiele telefoon van [verdachte]. Op 23 september 2010 16:00 uur, belt [verdachte] naar [betrokkene 14]. Tijdens dit telefoongesprek zegt [verdachte] tegen [betrokkene 14] dat er in de bosjes bij Amstel een nieuwe Zip staat alleen op stuurslot. [Verdachte] stelt [betrokkene 14] voor om de Zip te "trekken". [Betrokkene 14] geeft aan dat [betrokkene 22] de trekker heeft. [Verdachte] gaat [betrokkene 22] bellen. Op 23 september 2010 16.03 uur belt [verdachte] met [betrokkene 22]. [Verdachte] zegt tegen [betrokkene 22] dat hij de trekker snel aan [betrokkene 14] moet geven bij [...]. Op 23 september 2010 16:18 uur (het hof begrijpt: 16:11 uur), belt [verdachte] naar [betrokkene 14]. Hij vraagt of [betrokkene 14] hem ([betrokkene 22]) al heeft gezien. [Betrokkene 14] vertelt dat hij [betrokkene 22] heeft gezien en dat [betrokkene 22] de trekker aan het halen is. [Betrokkene 14] zegt dat [betrokkene 22] eraan komt. Op 23 september 2010 16:19 uur belt [verdachte] naar [betrokkene 14] en zegt dat hij naar achter bij het Amstel moet komen bij het voetbalveld. Op 23 september 2010 16:26 uur wordt er met de telefoon van [verdachte], niet zijnde [verdachte], gebeld naar [betrokkene 23]. Hierbij wordt gevraagd waar [betrokkene 23] is en dat hij zijn box open moet maken omdat ze de nieuwste Zip hebben. Op 23 september 2010 werd er aangifte gedaan van diefstal van een witte Piaggio C25. De aangever verklaarde hierbij dat hij de snorfiets afgesloten had neergezet in de fietsenstalling gelegen aan de Weesperzijde 190 te Amsterdam. Dit is nabij het Amstelstation.
(...)
26.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010250161-1 van 11 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 26] (pagina's 1-4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 oktober 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Op 10 oktober 2010 omstreeks 18:30 uur fietste ik te Amsterdam. Ik heb voorop mijn fiets een fietsmand. Ik had daarin mijn handtas. Plotseling zag ik een scooter die vlak naast mij kwam rijden. Ik zag gelijk daarop dat de achterste jongen mijn handtas uit het fietsmandje wegnam. Het ging om vermoedelijk 2 jongens. De achterste jongen was gekleed in een grijs trainingsjack met capuchon met achter op zijn rug een groot teken. Ik hoorde later van [betrokkene 24], die achter mij fietste toen het gebeurde, dat het vermoedelijk om twee Marokkaanse jongens ging. In deze handtas, merk Morgan, zaten goederen.
27.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010249735-2 van 10 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 15] (pagina's 7-8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 10 oktober 2010 werd ik, verbalisant, omstreeks 18:30 uur aangesproken door [betrokkene 1]. [Betrokkene 1] verklaarde mij: "Ik ben zojuist aangereden door een bromfiets. Op de bromfiets zaten twee Marokkaanse jongens. Ik zag dat ze een bruine dameshandtas bij zich hadden. Ik zag dat de passagier achterop het kenteken probeerde af te schermen. Ik heb de bovenste regel van het kenteken kunnen lezen. Dit is DX1."
Hierop werd ik aangesproken door [betrokkene 15]. [Betrokkene 15] verklaarde: "Ik heb gezien dat de vrouw aangereden werd door de bromfietser. Het kenteken van de bromfiets luidt [0006]. Ik zag dat er twee Marokkaanse jongens op de bromfiets zaten. Ik zag dat ze een bruine dames handtas bij zich hadden. Deze had de achterste vast."
Hierop werd ik aangesproken door [betrokkene 16]. [Betrokkene 16] verklaarde: "Ik hoorde dat er wat gebeurde. Ik zag dat er een bromfiets wegreed. Ik heb het kenteken van deze bromfiets gezien. Dit is [0006]. Het waren twee Arabisch uitziende jonge jongens."
28.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-69 van 25 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 16] en [verbalisant 17] (pagina's 12-13).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 10 oktober 2010 zagen wij twee jongemannen lopen. Eerder diezelfde dag was er portofonisch een signalement doorgegeven van een verdachte van een straatroof in hetzelfde district. Het signalement kwam overeen met een van de twee jongens die wij op dat moment zagen lopen, namelijk een zwartkleurig trainingspak met goudkleurige randen en accenten. Hierop besloten wij, de twee jongens staande te houden. De twee jongens bleken genaamd te zijn: [betrokkene 14] en [verdachte].
29.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-143 van 19 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 18] (pag. 17-18).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 10 oktober 2010 omstreeks 18.30 uur is er een straatroof gepleegd op de Weesperzijde te Amsterdam, waarbij een bruine handtas van [betrokkene 1] is weggenomen door twee jongens op een bromfiets. In de politie-informatiesystemen heb ik gezocht naar de tenaamstelling van de bromfiets, door middel van het kenteken: [0006]. De bromfiets staat volgens de informatie systemen op naam van [verdachte].
30.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010259540-1 van 21 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 19] (pagina's 1-5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 oktober 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 10]:
Op 21 oktober 2010 omstreeks 15.00 uur bevond ik mij te Amsterdam. Ik stalde mijn bromfiets, voorzien van kenteken [0003], merk Peugeot, type Ludix aan de voorzijde van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Oosterpark 9 te Amsterdam. Ik had mijn bromfiets beveiligd door middel van het stuurslot. Toen ik op 21 oktober 2010 omstreeks 16.00 uur terugkwam op de plaats waar ik mijn bromfiets had gestald, zag ik dat mijn bromfiets was verdwenen.
31.
Een proces-verbaal telecom met nummer 20 10259540-6 van 25 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina's 7-8) (tapverslagen opgenomen als bijlage 4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2010 is er een technisch actie gestart op het imei-nummer van de mobiele telefoon van genaamd: [verdachte]. Op 7 oktober 2010 wordt er een nieuwe technische actie geplaatst op de mobiele telefoon van [verdachte]. Op 21 oktober 2010 vanaf 14.58 uur belt [verdachte] vijf maal achter elkaar naar een mobiel telefoonnummer dat in gebruik is bij [betrokkene 13], waarbij niet wordt opgenomen. Na deze uitgaande gesprekken stuurde [verdachte] de volgende SMS naar [betrokkene 13]: Eey neem op a motjo ludix op sturie vette. Hierbij bedoelde [verdachte] dat er een Ludix bromfiets alleen op stuurslot staat. Op 21 oktober 2010 15.04 uur belt [betrokkene 13] [verdachte] terug waarbij [verdachte] direct zegt dat hij moet komen omdat er een vette Ludix op sturie staat en dat hij naar Beuken moet komen, doelende op het Beukenplein. Om 15.13 uur neemt [verdachte] zijn mobiele telefoon op, op het moment dat [betrokkene 13] belt. [Verdachte] geeft aan dat [betrokkene 13] zo snel mogelijk naar Beuken moet komen. Om 15.18 uur belt [verdachte] uit naar [betrokkene 13]. In dit gesprek hoor je dat [betrokkene 13] hijgt van een inspanning. Tijdens al deze gesprekken peilt de mobiele telefoon [verdachte] uit in de richting van het Beukenplein en Oosterpark.
Op 21 oktober 2010 omstreeks 16.07 uur werd er aangifte gedaan ter zake van diefstal van een bromfiets, Peugeot Ludix, nabij het OLVG te Amsterdam, beveiligd middels stuurslot.
32.
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte met nummer 2010258067-1 van 20 oktober 2010, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 20] (pagina's 1-4).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 oktober 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 11]:
Tussen 19 oktober 2010 15.00 uur en 20 oktober te 01.00 uur werd het feit gepleegd. Bij thuiskomst wilde ik het slot van de woning [c-straat 1] te [plaats] openen. Toen zag ik dat de ruit van de deur kapot was. Binnen zag ik dat kasten en lades open gemaakt waren. Ik heb niemand toestemming gegeven tot het meenemen van mijn spullen. De woning was deugdelijk afgesloten. Uit de woning is het volgende weggenomen: telefoon, communicatieapparatuur, Nokia 6300.
33.
Een proces-verbaal telecom met nummer 2010258067-4 van 8 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina's 8-9) (tapverslagen opgenomen als bijlage 5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2010 is er een technisch actie gestart op het imei-nummer van de mobiele telefoon van [verdachte]. Op 7 oktober 2010 wordt er een nieuwe technische actie geplaatst op de mobiele telefoon van [verdachte]. Op 19 oktober 2010 omstreeks 19.00 uur belt [verdachte] met een persoon. Tijdens dit gesprek zegt [verdachte] dat hij zo terug belt omdat hij nu een osso (huis) in gaat. [Verdachte] peilt hierbij uit vanaf Plein 40- 45 in de richting van Descartesstraat. Op 19 oktober 2010 omstreeks 19.26 uur belt [verdachte] nogmaals met deze persoon. Hij verklaart dat het gelukt is maar dat hij achtervolgd en geramd is. Hij heeft die andere gozer afgezet in de box want zijn hele knie lag open. Vervolgens wordt er aan [verdachte] gevraagd wat ze uit die osso hebben gehaald. [Verdachte] antwoordt hierop: watches. Geen mannenwatches. Verder tielies en koroe (goud). Geen doekoe (geld). Ik, verbalisant, zag dat er op 19 oktober 2010 was ingebroken in een woning aan de [c-straat 1] te [plaats]. Deze woning is gelegen in de omgeving waar [verdachte] omstreeks 19.00 uur uitpeilde. Bij deze aangifte werden onder andere horloges en een telefoon weggenomen.
34.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-144 van 20 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina 15).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 20 november 2010 belde ik, verbalisant, aangeefster genaamd [betrokkene 17]. Ik, verbalisant, vroeg welke goederen er waren weggenomen uit haar woning. Zij antwoordde mij: "Ze hebben horloges weggenomen, een Guess, een Swatch en een Dolce Gabbana. Tevens hebben ze mijn mobiele telefoon weggenomen, een Nokia 6300."
35.
Een geschrift, te weten een afschrift van (internet)aangifte met proces-verbaalnummer 2010226472 van 14 september 2010 opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 21] (pagina's 1-2).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de schriftelijke verklaring van [betrokkene 12]:
Pleegplaats: [d-straat 1] te [plaats]. Tijdstip achtergelaten: 13-09-2010 te 23:30 uur. Ik heb de scooter rond 20.00 uur aan een lantaarnpaal in de straat vastgezet. Ik heb niets van het kettingslot teruggevonden. Merk: Piaggio c38, kenteken [0004].
36.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010226472-5 van 27 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina's 3-4) (tapverslag opgenomen als bijlage 6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 8 september 2010 is er een technisch actie gestart op het imei-nummer van de mobiele telefoon van [verdachte]. Op 14 september 2010 omstreeks 19.00 uur wordt [verdachte] gebeld door een onbekend persoon. De beller zegt dat er wordt gezegd dat de ZIPP van [betrokkene 18] is. [Verdachte] geeft aan dat dat niet kan omdat hij die Zip zelf gisteren heeft getrokken en genakt bij de Apollolaan en daar verder. Collega [verbalisant 22] las in het politiesysteem dat er tussen 13 september 23.30 uur en 14 september 2010 09.20 uur een Piaggio was weggenomen in de Jan Luijkenstraat, niet ver van de Apollolaan.
37.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2010171014-1 van 9 juli 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 23] (pagina's 1 -5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 juli 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 19]:
Op 9 juli 2010 bevond het later weggenomen goed zich op de weg, de Vrolikstraat te Amsterdam. Op 9 juli 2010 zag ik dat het volgende goed weggenomen was: kentekenplaat, [0007]. Eigenaar: [betrokkene 19].
38.
Een proces-verbaal met nummer 2010208414 (behorende bij het proces-verbaal doorzoeking met nummer 2010208414-80 van 10 november 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 24]) (pagina 15).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in een opsomming van de op 10 november 2010 inbeslaggenomen goederen uit het perceel [a-straat 1] te [plaats], waaronder:
- 1.
kentekenplaat, kenteken [0007].
Ten aanzien van het in zaak I en II bewezen verklaarde
39.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-141 van 16 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5], [verbalisant 22] en [verbalisant 18] (pagina's 33-34) (tapverslag opgenomen als bijlage 7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 24 augustus 2010 werd [verdachte] aangehouden. Op 8 september 2010 werd [verdachte] vrijgelaten en werd een technische actie geplaatst op de mobiele telefoon van [verdachte]. Tijdens het afluisteren van de gesprekken die werden gevoerd hoorden wij, verbalisanten, dat de gebruiker van de telefoon zich [verdachte], [...], [...], [...] en [...] noemde.
Het mobiele telefoonnummer, welke door de gebruiker werd gebruikt in de mobiele telefoon van [verdachte] als abonnementsvorm op naam is gesteld van [betrokkene 20], wonende [a-straat 1] te [plaats], zijnde de moeder van de verdachte [verdachte]. De gebruiker van de mobiele telefoon belt naar het ROC van Amsterdam. Tijdens dit gesprek vraagt de medewerkster van het ROC aan de gebruiker van de mobiele telefoon of zij spreekt met [verdachte], waarop volmondig met 'ja' wordt geantwoord. Voorts hoorden wij, verbalisanten, aan de stem en naam c.q. bijnamen dat de mobiele telefoon hoofdzakelijk in gebruik is bij de verdachte [verdachte]. Indien de telefoon door een ander dan de hoofdgebruiker [verdachte] werd gebruikt, is dit vermeld in de uitgewerkte tapverslagen. Tevens kwam de stem die wij, verbalisanten tijdens het afluisteren van de tapgesprekken hoorden, zeer gelijkend overeen met de stem van [verdachte] tijdens het afnemen van het verdachtenverhoor.
40.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010208414-139 van 15 november 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (pagina's 65-66).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De historische gegevens van [verdachte] bij internetsite www.marktplaats.nl. zijn opgevraagd. Op 30 oktober 2010 kreeg ik, verbalisant, een e-mail van afdeling trust en safety Marktplaats. In deze e-mail stonden de uitgewerkte advertenties die [verdachte] in de periode van 17 september 2009 tot en met 12 oktober 2010 plaatste.
Advertentie 5 juni 2010: [verdachte] biedt een Kymco DJ aan zonder contactslot en papieren. Advertentie 28 september 2010: [Verdachte] biedt een Sfera 125cc aan."
7.4.
De bestreden uitspraak houdt voorts in:
"Feit 3
Op 10 oktober 2010 is [betrokkene 1] beroofd van haar bruine handtas. Twee jongens op een bromfiets hebben tijdens het fietsen haar tas (met inhoud) uit de fietsmand weggenomen (pagina's 1 e.v.). [Betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) heeft een deel van het kenteken van de bromfiets kunnen lezen: DX1. De getuige [betrokkene 15] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de vrouw werd aangereden door de bromfietser. Het kenteken luidt [0006]. Op de bromfiets zaten twee Marokkaanse jongens en ze hadden een bruine dameshandtas bij zich. Ook de getuige [betrokkene 16] heeft kunnen zien dat het kenteken van de bromfiets [0006] was en dat de daders twee Arabisch uitziende jonge jongens waren (pagina's 7 e.v.). Na raadpleging van de politie-informatiesystemen bleek dat de bromfiets met het kenteken [0006] op naam van de verdachte stond (pagina's 17 e.v.).
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting onder meer de verklaring van de verdachte van 10 augustus 2010 aangehaald, dat er ongeveer vijf mensen zijn die gebruik maken van de scooter, dat hij deze mensen uit de buurt kent en dat zij hem bellen of ze de scooter mogen lenen en dat hij die dan uitleent. Indien de verdachte zijn bromfiets die bewuste dag heeft uitgeleend, dan had het naar het oordeel van het hof op zijn weg gelegen te verklaren omtrent degene aan wie hij de bromfiets die dag heeft uitgeleend. Nu uit de stukken in het dossier en ook overigens op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de verdachte zijn bromfiets op 10 oktober 2010 heeft uitgeleend, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte samen met een ander de handtas van [betrokkene 1] heeft gestolen. Voor zover door en namens de verdachte is aangevoerd, dat hij van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, vindt dit verweer zijn weerlegging in de te bezigen bewijsmiddelen."
7.5.
In de toelichting op het middel wordt in de eerste plaats geklaagd over het in zaak II onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. Anders dan de steller van het middel wil, kan uit de gebezigde bewijsmiddelen wel worden afgeleid dat de 'zip' waar het in de telefoongesprekken over gaat, de in bewijsmiddel 20 genoemde Piaggio is (de Zip is een bekend scootermodel van Piaggio en de Weesperzijde is gelegen achter het Amstelstation). Het bewijs dat de verdachte de Piaggio op enig moment voorhanden heeft gehad heeft het Hof kennelijk afgeleid uit bewijsmiddel 21. Dat verdachte op de hoogte is van de diefstal van een brommer blijkt uit de daar vermelde telefonische contacten. [Verdachte] belt zelf het laatst om 16.19 uur. Zeven minuten later belt er een ander met zijn telefoon en die ander zegt dan dat ze (kennelijk de beller en nog één of meer anderen) de nieuwste Zip hebben en dat de box open moet. Kennelijk heeft het Hof gelet op het geringe tijdsverloop en het gebruik van de telefoon van verdachte geoordeeld dat met 'ze' onder meer verdachte wordt bedoeld. De ander of één van de anderen naast de beller is dus verdachte. In het licht van de omstandigheid dat verdachte geen enkele nadere opheldering heeft gegeven over zijn evident uit de telefoongesprekken blijkende betrokkenheid, acht ik het niet onbegrijpelijk dat Hof het voorhanden hebben van de bromfiets heeft bewezenverklaard.
7.6.
Ten aanzien van het in zaak II onder 3 bewezenverklaarde wordt in de toelichting geklaagd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de straatroof is gepleegd door twee jongens die reden op een op naam van de verdachte gestelde bromfiets. Daarbij heeft het Hof naar aanleiding van een daaromtrent gevoerd verweer overwogen dat het, indien de verdachte zijn bromfiets die dag had uitgeleend, op de weg van de verdachte had gelegen te verklaren omtrent degene aan wie hij de bromfiets die dag had uitgeleend. Nu uit de stukken van het dossier en ook overigens niet aannemelijk is geworden dat verdachte zijn bromfiets op 10 oktober 2010 had uitgeleend, is het Hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met een ander de tas van [betrokkene 1] heeft gestolen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Daarbij wijs ik - ten overvloede - ook nog op de verklaring die de verdachte op 10 november 2010 heeft afgelegd. Hij heeft toen verklaard dat hij zijn brommer op 10 oktober 2010 niet had uitgeleend.
7.7.
Ook wat betreft het in zaak II onder 4 bewezenverklaarde wordt in de toelichting geklaagd dat de bewijsmiddelen onvoldoende redengevend zijn. Anders dan de steller van het middel ben ik van oordeel dat die bewezenverklaarde diefstal wel degelijke uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Uit die bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte met een medeverdachte op 21 oktober 2010 tussen 15.00 uur en 16.00 uur in de buurt van het Oosterpark in Amsterdam is in verband met een Ludix die alleen op het stuurslot stond.
7.8.
In de toelichting op het middel wordt voorts geklaagd over het in zaak II onder 5 bewezenverklaarde. Dit betreft een inbraak in een woning aan de [c-straat 1] te [plaats] waarbij een mobiele telefoon en horloges zijn weggenomen. De steller van het middel klaagt dat de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende zijn om daderschap van de verdachte aan te nemen. Uit bewijsmiddel 33 kan worden afgeleid dat de verdachte op de avond van de inbraak in de buurt van de woning is geweest, dat hij een huis in is gegaan, dat het gelukt is en dat hij onder meer horloges heeft gehaald. Dat lijkt mij voldoende. Dat verdachte over de telefoon ook nog spreekt over begeleidende omstandigheden die verder in de bewijsmiddelen niet worden bevestigd, heeft voor de bewezenverklaring geen betekenis. In feitelijke aanleg is op die (onbevestigde) omstandigheden niet gewezen en verdachte zelf heeft geen enkele opheldering over het belastende voor het bewijs gebezigde telefoongesprek gegeven.
7.9.
Het in zaak II onder 7 bewezenverklaarde betreft de diefstal van een Piaggio in de Jan Luijkenstraat te [plaats]. Uit bewijsmiddel 36 kan worden afgeleid dat de verdachte op 13 september 2010 een Zip heeft gestolen in de buurt van de Apollolaan ("bij de Apollolaan en daar verder") in Amsterdam. Nu de Piaggio van [betrokkene 12] ongeveer anderhalve kilometer7. verderop in de Jan Luijkenstraat is gestolen, is het mede gelet op de omstandigheid dat verdachte geen opheldering over de inhoud van het door het hem gevoerde telefoongesprek wenst te geven niet onbegrijpelijk dat de door verdachte per telefoon erkende diefstal van de Zip de Piaggio van Verbeek betrof. Het Hof heeft onder een Zip kennelijk verstaan een Piaggio (Zip).
7.10.
Tenslotte wordt in de toelichting op het middel geklaagd over het in zaak II onder 8 bewezenverklaarde. De blijkens de aangifte (bewijsmiddel 37) gestolen kentekenplaat is aangetroffen op het woonadres van verdachte en op 10 november 2010 aldaar inbeslaggenomen. Daar komt bij dat verdachte over het aantreffen van deze gestolen kentekenplaat op zijn woonadres geen verklaring wenst af te leggen, terwijl er toch iets uit te leggen valt. Ik voeg daar nog aan toe dat hier evenals bij de andere feiten geldt dat er aanleiding is om de feiten te bezien in onderlinge samenhang. In dat licht is het niet onbegrijpelijk dat het Hof tot een bewezenverklaring komt, al moet worden toegegeven dat het bewijs van zaak II onder 8, als ik het goed zie, wel het minst overvloedig is.
7.11.
Het middel faalt in al zijn onderdelen.
8.1.
Het zevende middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft bepaald dat het aan de benadeelde partijen [betrokkene 7] en [betrokkene 21] toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2010 ([betrokkene 7]) resp. 27 september 2010 ([betrokkene 21]) tot aan de dag der algehele voldoening, aangezien uit de stukken van het geding niet blijkt dat de benadeelde partijen op enig moment vergoeding van de wettelijke rente hebben gevorderd.
8.2.
De betreffende voegingsformulieren houden allebei in dat tevens wettelijke rente wordt gevorderd. Het middel faalt dus bij gebrek aan feitelijke grondslag.
9.1.
Het achtste middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
9.2.
Namens de verdachte is op 9 september 2011 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 28 juni 2012 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Het middel is dus gegrond. Voorts zal de Hoge Raad in deze zaak waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, uitspraak doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dat moet leiden tot strafvermindering.
10.
Ambtshalve merk ik het volgende op. In eerste aanleg heeft [betrokkene 1] zich als benadeelde partij gevoegd. De Rechtbank heeft haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft aangeven haar vordering in hoger beroep te willen handhaven. De bestreden uitspraak houdt in strijd met de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv, niet een met redenen omklede beslissing in over de vordering van deze benadeelde partij. Dit moet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre. Ik kan mij echter voorstellen dat terugwijzing op dit punt achterwege blijft. Een blik achter de papieren muur leert immers dat het te vorderen bedrag op het voegingsformulier is omschreven als "?". Art. 421, derde lid, Sv verbiedt een voeging in hoger beroep die de grenzen van de in eerste aanleg ingediende vordering te buiten gaat. De enige beslissing die kan volgen op deze vordering is derhalve, conform de rechtbank, niet-ontvankelijkheid. De Hoge Raad zou hier aanleiding kunnen zien de zaak om doelmatigheidsredenen op dit punt zelf af te doen en de benadeelde partij alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.8.
11.
Het achtste middel slaagt en moet leiden tot strafvermindering. De overige middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Andere gronden dan de hiervoor onder 10 genoemde die ambtshalve tot vernietiging van het bestreden arrest behoren te leiden heb ik niet aangetroffen.
12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft het verzuim te beslissen op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] en de strafoplegging, tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [betrokkene 1], tot strafvermindering en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑03‑2013
De schriftuur lijkt acht middelen te bevatten, maar een als middel IV aan te duiden klacht ontbreekt. Ik houd de nummering van de schriftuur aan, dat wil zeggen dat ook in de conclusie een (bespreking van een) vierde middel zal ontbreken.
HR 11 mei 1999, LJN ZD 1460, NJ 1999, 526.
Vgl.bijv. HR 4 juni 2002, LJN AE1195, NJ 2002, 416, HR 5 juli 2008, LJN BF2082, NJ 2010/390 m.nt. Mevis en HR 5 juli 2011, LJN BQ5731, NJ 2011/452 m.nt. Reijntjes.
Het cassatieberoep is op 25 september 2012 gedeeltelijk ingetrokken. De intrekking ziet op de in de zaak I (parketnummer 13-670748-10) gegeven vrijspraken van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair tenlastegelegde en het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5 en 7 meer of anders tenlastegelegde en de in zaak II (parketnummer 12-676847-10) gegeven vrijspraken van het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 2 primair, 3, 4, 5, 7 en 8 meer of anders tenlastegelegde. Voor de goede orde merk ik op dat de intrekking dus niet ziet op de in zaak II gegeven vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde en het onder 1 subsidiair meer of anders tenlastegelegde.
Vgl.bijv. HR 4 juni 2002, LJN AE1195, NJ 2002, 416, HR 5 juli 2008, LJN BF2082, NJ 2010/390 m.nt. Mevis en HR 5 juli 2011, LJN BQ5731, NJ 2011/452 m.nt. Reijntjes.
Vgl. HR 26 januari 1999, LJN ZD1169, NJ 1999, 537.
HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004/376 m.nt. Buruma.
Volgens de AMWB routeplanner 18 minuten te voet en 5 minuten per auto. Met een bromfiets naar schatting minder dan 10 minuten.
Vgl. bijv. ook HR 8 juli 2003, LJN AF9541, NJ 2003/574.