NJ 2003, 574
Benadeelde partij.
HR 08-07-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9541
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 juli 2003
- Magistraten
W.J.M. Davids, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
01355/02
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AF9541
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF9541, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF9541, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑07‑2003
- Wetingang
Sv art. 335; Sv art. 361; Sv art. 440 lid 2
Essentie
Hof heeft ten onrechte niet beslist op de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk, nu de vordering in appel niet nader is onderbouwd nadat de benadeelde partij in eerste aanleg om die reden niet-ontvankelijk was verklaard, de benadeelde partij in appel niet op de zittingen is verschenen en namens haar geen cassatieschriftuur is ingediend.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 december 2001, nummer 23/000747–01, in de strafzaak tegen E.M.G.F., adv. mr. E. Olof te Zeist.