Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/338
Ontvankelijkheid cassatieberoep. O.g.v. art. 10 lid 2 Rijkswet cassatierechtspraak staat voor verdachte, die in hoger beroep bij verstek is veroordeeld, geen beroep in cassatie open. Deze beperking van het recht op toegang tot de cassatierechter is — ook gelet op het procesverloop in deze zaak — niet in strijd met art. 6 EVRM (vgl. EHRM 16 januari 2002, nr. 38055/97, Eliazer/Nederland). Dat de raadsvrouw van de niet in hoger beroep ter zitting verschenen verdachte aldaar het woord ter verdediging heeft gevoerd, leidt niet tot een ander oordeel (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2267). Verdachte in cassatieberoep niet-ontvankelijk.
HR 03-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:358
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 maart 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
17/02047 A
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:358, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:191, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑01‑2020
Essentie
Ontvankelijkheid cassatieberoep. O.g.v. art. 10 lid 2 Rijkswet cassatierechtspraak staat voor verdachte, die in hoger beroep bij verstek is veroordeeld, geen beroep in cassatie open. Deze beperking van het recht op toegang tot de cassatierechter is — ook gelet op het procesverloop in deze zaak — niet in strijd met art. 6 EVRM (vgl. EHRM 16 januari 2002, nr. 38055/97, Eliazer/Nederland). Dat de raadsvrouw van de niet in hoger beroep ter zitting verschenen verdachte aldaar het woord ter verdediging heeft gevoerd, leidt niet tot een ander oordeel (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2267). Verdachte in cassatieberoep niet-ontvankelijk. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.