Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/5.10:5.10 Reductie van het aantal adopties bij het invoeren van de nieuwe afstammingsregels
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/5.10
5.10 Reductie van het aantal adopties bij het invoeren van de nieuwe afstammingsregels
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS394403:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij acceptatie van de gedane voorstellen van het ontstaan van juridisch ouderschap op het moment van de conceptie en geslaagde innidatie worden de hierboven beschreven problemen en verschillen bij adoptie, het vestigen van juridisch ouderschap bij lesbische en homoparen, opgeheven. Immers, ook hier geldt dat de persoon die met zijn erfelijk materiaal dan wel met hem ter beschikking gesteld erfelijk materiaal een daad verricht of laat verrichten met de intentie om tot nakomelingschap te geraken, de juridische ouder is. Bijvoorbeeld in een lesbische relatie kan één van de partners, de barende vrouw, een kind baren, waarvoor zij haar eigen eicel heeft gebruikt, dan wel de haar ‘geschonken’ eicel van haar partner of de haar vanuit de eicelbank ‘geschonken’ eicel. In al deze gevallen is zij de juridische ouder (voor het spraakgebruik dus de moeder). De complexiteit in de huidige regelgeving wordt duidelijk. Men kan niet tegelijkertijd wensmoeder en draagmoeder zijn. Het draagmoeder zijn sluit per definitie het moederschap uit. In de lesbische relatie kan de partner haar eicel ter beschikking stellen aan de vrouw die uiteindelijk het kind zal dragen en baren. Deze vrouw is de wensouder. Deze vrouw is niet de draagmoeder. De bedoeling is om het kind na de geboorte te houden. Zij is niet genetisch verwant met dit kind. De partner van deze vrouw heeft haar eicel ter beschikking gesteld. Daarmee heeft zij afgezien van haar eigen moederschap. Zij is wel genetisch verwant, maar geen moeder. Haar ouderschap ontstaat op het moment waarop zij besluit om met een aan haar ter beschikking gestelde zaadcel (van een anonieme donor) een kunstmatige bevruchting te laten plaatsvinden. Beide vrouwen worden ouder, omdat zij de intentie hadden om ouder te worden en beiden een daad hebben laten verrichten die tot dit ouderschap zou kunnen leiden: de vrouw die het kind zal baren, heeft de haar geschonken eicel gebruikt, haar partner de haar geschonken mannelijke gameten. In het huidige en gerevideerde recht is dus de geboortemoeder altijd de juridische moeder.
Na de geboorte wordt de echtgenote of geregistreerde partner de tweede juridische ouder. De term vader zal zeker ook in de toekomst niet gebruikt worden. De Wet lesbisch ouderschap beoogde een vereenvoudiging van het juridisch ouder worden van de meemoeder, een term door Waaldijk1 in 1995 geïntroduceerd en door Nuytinck2 in 2010 herhaald in plaats van de door de minister gebruikte term van duomoeder. De persoonlijke voorkeur van de schrijver is de term mee-ouder, mede-ouder of tweede juridische ouder. In concreto behandelt de wet de situatie waarin twee vrouwen binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap met gebruikmaking van hun ‘eigen’ gameten, te weten de eigen eicel van één van de vrouwen en één hun anoniem ‘geschonken’ zaadcel, een zwangerschap tot stand brengen. Van rechtswege wordt de ‘duomoeder’ juridisch mee-ouder na de geboorte. In de niet geformaliseerde lesbische relatie, dus buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap, kan de lesbische levensgezel door erkenning juridisch mee-ouder worden. Ook in de op 1 april 2014 in werking getreden Wet lesbisch ouderschap worden beide vrouwen meestal de juridische ouders, maar in de nieuwe visie altijd direct na de geslaagde conceptie en innidatie, dus al vóór de geboorte.
Analoog geldt dit natuurlijk in de nieuwe visie ook bij een kind binnen een homoseksuele relatie tussen twee mannen. De persoon (hier dus een man) die met zijn erfelijk materiaal dan wel hem geschonken erfelijk materiaal een daad verricht of laat verrichten met het doel nakomelingschap te verwerven, wordt de juridische ouder (vader). Voor de partner geldt exact hetzelfde. Ook hij wordt, ondanks het feit dat aan hem een eicel gedoneerd is, na de geboorte de juridische ouder (duovader of meevader). De eenvoud in dit van emoties geschoond schema is, dat de zwangerschap en de geboorte geen enkele rol spelen in het ontstaan van het ouderschap. Weliswaar kan pas vanaf de geboorte dit ouderschap in zijn volle omvang worden geëffectueerd. Ook is de vorm van de relatie tussen de verschillende personen irrelevant voor het ontstaan van het juridisch ouderschap. Ten overvloede zij hier nog een keer opgemerkt dat het ontstaan van juridisch ouderschap wel kan leiden tot het krijgen van rechten en plichten, maar dat niet automatisch in alle gevallen het ouderlijk gezag wordt verkregen.
Hoewel dit hoofdstuk als titel ‘Adoptie’ draagt, gaat het hoofdzakelijk over de mogelijkheden om, bij aanneming van de voorstellen die het gevolg zijn van de nieuwe visie, niet langer ‘oneigenlijk’ gebruik te maken van adoptie indien voor het realiseren van de kinderwens gebruik gemaakt moet worden van een draagmoeder. Wat is namelijk het grote verschil tussen een normale adoptie en de voorgestelde mogelijkheid om juridisch ouder te worden bij draagmoedergeboorten?
Bij een normale adoptie bestaan vóór de adoptie al twee ouders. Door middel van een uitgebreide procedure vindt bij rechterlijke uitspraak een overgang van de ouderschaps-rechten (de afstamming, in de termen van de wetgever zelfs ‘in familierechtelijke betrekking tot elkaar’, dus een juridische bloedverwantschap) van de oorspronkelijke ouders naar de adoptiefouders plaats.3 Bij draagmoederschappen is vóór de geboorte al duidelijk wie de juridische ouders zijn; een adoptieprocedure is overbodig. Tenzij men een aanhanger van de oude doctrine is en de huidige wetgeving volgt, is de ‘geboortemoeder’, de gebaard hebbende vrouw, de juridische moeder en moeten er allerlei moeilijke wegen gevolgd worden om alsnog twee heteroseksuele of homoseksuele personen in het genot van het ouderschap te brengen. Hoewel deze procedure zeker bekort zou kunnen worden, blijven er ook nu nog wettelijke termijnen die deze overgang vertragen. Zoals al eerder werd gesteld, is dit niet in het belang van het kind, van de adoptiefouders of van de draagmoeder. Hierbij wordt voor het gemak voorbijgegaan aan de situatie waarin de draagmoeder weigert het kind over te dragen of de rechter de adoptie niet toestaat.