Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/5.8:5.8 Vereenvoudiging van de adoptieprocedure
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/5.8
5.8 Vereenvoudiging van de adoptieprocedure
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS399195:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Tot nu toe werd geschreven over de gewone adopties, nationaal en interlandelijk, waarbij kinderen na de geboorte via rechterlijke uitspraken nieuwe (adoptief) ouders krijgen en oude familiebanden verbroken worden. In het kader van dit proefschrift wordt vooral gepleit voor een vereenvoudiging van deze adoptieprocedure. Het inschakelen van de rechter veroorzaakt een niet gewenst gevolg. Dat de noodzaak dan wel de wenselijkheid van een adoptie rechterlijk getoetst wordt, is te verdedigen. Het hoofdvereiste dat het kind van zijn oorspronkelijke ouders niets meer te verwachten heeft, moet rechterlijk getoetst worden om wildgroei en ongemotiveerde afstand tegen te gaan. Na de rechterlijke constatering wordt het kind ‘overgegeven’ aan een instituut dat zoveel mogelijk het adoptiefkind met de adoptiefouders matcht, zoals dat ook bij KID gebeurt of althans altijd zou moeten gebeuren. Dit onderzoek naar de optimale match is overigens niet te vergelijken met de uitgebreide lijst van voorwaarden waaraan de huidige adoptiefouders moeten voldoen. Ook een cursus behoeft niet dwingend te worden gevolgd, maar kan wel worden aanbevolen.
Indien het bemiddelingsinstituut een goede match heeft gevonden, vindt de uiteindelijke overdracht van het ouderschap plaats. Doordat de gegevens van deze potentiële adoptiefouders vanaf de aanvraag bij het instituut bekend zijn, kan de matching in korte tijd plaatsvinden, zodat eigenlijk de rechterlijke procedure van ontheffing van de oorspronkelijke ouders van het gezag en toekenning aan de nieuwe adoptiefouders van het ouderlijk gezag ook in één procedure kan plaatsvinden zonder de nu bekende zeer lange wachttermijn. Vaak wordt gebruik, soms ook misbruik, gemaakt van de term ‘in het belang van het kind’ bij wetsartikelen waarin de belangen van oorspronkelijke en adoptiefouders en van kinderen, maar ook van verwekkers, biologische vaders en spermadonoren, tegen elkaar worden afgewogen. In het belang van het kind, maar ook van de adoptiefouders, is het dat op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid wordt verschaft over de familierechtelijke betrekkingen tussen de verschillende partijen. Vanaf dit moment staan alle participanten, kind en adoptiefouders, in een relatie tot elkaar, die in niets verschilt als ware dit kind, staande het huwelijk of geregistreerd partnerschap, uit deze vrouw geboren. Kortom, de art. 1:198 en 199 BW, ongewijzigd of gewijzigd, creëren de absoluut noodzakelijke duidelijkheid voor ouders en kind. Ditzelfde belang speelt een overtuigende rol in die gevallen, waarbij op dit moment nog juridisch ouderschap ontstaat bij stiefouder- of partneradoptie. Ook hier heeft de wetgever om hem moverende redenen een onderscheid gemaakt tussen de niet-moeder in een lesbisch huwelijk of geregistreerd partnerschap en de niet-vader in een homohuwelijk of geregistreerd partnerschap. Terwijl in recente wetgeving (2009) de prenatale adoptie door de vrouwelijke partner van de geboortemoeder, niet gehuwd of gebonden in een geregistreerd partnerschap, mogelijk wordt gemaakt, blijft voor de mannelijke partner van de juridische vader alleen de weg open van stiefvader- of partneradoptie nadat de geboortemoeder, draagmoeder, het kind heeft afgestaan, uit het ouderlijk gezag is ontheven en nadat hij vervolgens een lange, dure procedure heeft doorlopen.
Argumenten in de literatuur dat de tijdsduur die verloopt tijdens de adoptieprocedures, acceptabel is, omdat het vrijwel altijd om kleine kinderen gaat, voor wie op dat ogenblik de tijdsduur geen belang heeft, zijn onjuist. Als men de mening onderschrijft dat niet alleen ieder kind recht heeft op afstammingsinformatie, maar dat men aan de ouder het absolute recht (intrinsiek deel van hun ouderschap) geeft om te bepalen op welk tijdstip zij deze informatie aan hun kind zullen geven, dient men ook ervoor te zorgen dat de buitenwacht (iedereen die op enig moment denkt dat hij vóór de ouders het kind deze informatie moet verschaffen) zoveel mogelijk buitenspel wordt gezet.