Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/5.2:5.2 Adoptie: van kinderbeschermingsmaatregel tot mogelijkheid tot vervulling van een kinderwens
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/5.2
5.2 Adoptie: van kinderbeschermingsmaatregel tot mogelijkheid tot vervulling van een kinderwens
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS401520:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka), Wet van 8 december 1988, Stb. 1988, 566, in werking getreden op 15 juli 1989, houdende regelen inzake de opneming in Nederland van buitenlandse pleegkinderen met het oog op adoptie.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het begin was de adoptie een maatregel ter bescherming van het kind (afstandskind nationaal of interlandelijk). Pas later werd de adoptie gezien als een middel om aan de wens van deze kinderloze echtparen en later homoparen te voldoen. Deze kinderbeschermingsmaatregel betrof aanvankelijk de in de Tweede Wereldoorlog verweesde joodse kinderen. Daarna diende de adoptie om kinderen die het gevolg waren van een ongewenste zwangerschap, in de breedste zin van het woord, een kans te geven om zich tot een gelukkig individu te ontwikkelen. Ongewild kinderloze echtparen waren de eerst in aanmerking komende kandidaten die, vanuit hun eigen verlangen, mogelijk het belang van het kind het beste konden dienen. Na de introductie van de Adoptiewet (1956) werden eerst alleen Nederlandse afstandskinderen geadopteerd. Dit aantal nam in Nederland snel af als gevolg van de mogelijkheden van abortus, invoering van anticonceptie en ondersteunende maatregelen van overheidswege voor ongewenst zwangere vrouwen.
Door een stijgende kinderloosheid nam tegelijkertijd de vraag naar te adopteren kinderen snel toe. Hierna werd ook de interlandelijke adoptie ingevoerd.1
De interlandelijke adoptie creëerde eigen problemen, een eigen systematiek en dynamiek. Na bijna 60 jaar adoptiewetgeving bleken meer dan 65.000 kinderen te zijn geadopteerd, vrijwel allemaal uit ontwikkelingslanden, waarbij telkens opvallende verschuivingen in het land van herkomst en in de verhouding van de sekse opvallen. Extrapolatie per jaar levert tussen de 1000 en 1100 adopties op; in dit aantal zijn ook de ongeveer 20 tot 25 Nederlandse kinderen opgenomen. Een faciliteren van het draagmoederschap zal zeker tot een daling in het aantal geadopteerde kinderen leiden. De totale adoptieprocedure is voor de adoptiefouders niet alleen een immateriële, maar ook een financiële belasting.