Zoals dat geldt vanaf 1 april 2012.
HR, 15-03-2022, nr. 20/02899
ECLI:NL:HR:2022:338
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-03-2022
- Zaaknummer
20/02899
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:338, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:57
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2020:4159
ECLI:NL:PHR:2022:57, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 25‑01‑2022
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2020:4159
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:338
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2022-0057
Uitspraak 15‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Gewoonte maken van het in bezit hebben van kinderporno en verspreiden en aanbieden van kinderporno door gedurende lange periode via internet grote hoeveelheid digitale foto- en filmbestanden met kinderporno te verzamelen, art. 240b Sr. 1. Proeftijd van 6 jaren, art. 14b.2 Sr. Kon hof proeftijd van 6 jaren opleggen op de grond dat is voldaan aan voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat veroordeelde wederom misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van lichaam van een of meer personen? 2. Toezichtgeoriënteerde gedragsvoorwaarde, art. 14c Sr. Kon hof als bijzondere voorwaarde opleggen dat veroordeelde meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens huisbezoek? Ad 1. Hof heeft geoordeeld dat is voldaan aan de in art. 14b.2 Sr genoemde voorwaarde dat “er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat veroordeelde wederom misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van lichaam van een of meer personen”. Dat oordeel is niet begrijpelijk aangezien hof geen feiten en omstandigheden heeft vastgesteld waaruit gedragingen van verdachte kunnen worden afgeleid die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor onaantastbaarheid van lichaam van een of meer personen in de zin van art. 14b.2 Sr, terwijl misdrijven waaronder bewezenverklaarde is gekwalificeerd ook niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten (vgl. HR:2018:894). Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2020:1215, inhoudende dat bijzondere voorwaarde a.b.i. art. 14c.2.14 Sr gedrag van veroordeelde dient te betreffen, en uit HR:2021:1403, inhoudende dat regelingen van art. 14c.3.b Sr en art. 6:3:14 Sv er niet aan in de weg staan dat bijzondere voorwaarde a.b.i. art. 14c.2.14 Sr wordt gesteld die ertoe strekt toezicht op andere door rechter o.g.v. art. 14c.2 Sr gestelde bijzondere voorwaarde(n) mogelijk te maken of te bevorderen. Door hof gestelde bijzondere voorwaarde dat veroordeelde “meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens huisbezoek” voldoet niet aan hiervoor genoemde eisen en is daarom in strijd met art. 14c.2.14 Sr. Hoewel hof voldoende duidelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat deze bijzondere voorwaarde het toezicht op naleving van bijzondere voorwaarden beoogt te regelen, blijkt uit voorwaarde immers niet met welke frequentie en op welke wijze controles van gegevensdragers mogen worden uitgevoerd, welke functionarissen daarbij betrokken mogen zijn en hoe is gewaarborgd dat persoonlijke levenssfeer van verdachte daarbij niet verdergaand wordt beperkt dan nodig is voor beoogd toezicht. Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. strafoplegging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02899
Datum 15 maart 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 september 2020, nummer 20-000347-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch om in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
2. Bewezenverklaring, kwalificatie, strafmotivering en strafoplegging
2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 9 mei 2012 tot en met 5 december 2017, te Eindhoven, gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten
- een desktop computer (beslagcode 430845),
- een DVD met opschrift ‘ [naam 9] ’ (beslagcode 430943)
bevattende foto’s, video’s en films, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
(...)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van 24 mei 2016 tot en met 24 augustus 2016 te Eindhoven elf afbeeldingen, te weten fotoafbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of aangeboden, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: (...).”
2.2
Het hof heeft het bewezenverklaarde als volgt gekwalificeerd:
“Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en aanbieden, meermalen gepleegd.”
2.3
Het hof heeft ten aanzien van de strafoplegging, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vijfeneenhalf jaren beziggehouden met - kort gezegd - het verzamelen van digitale foto- en filmbestanden, bevattende onder meer afbeeldingen van kinderporno, via het internet. Onder verdachte is een enorme hoeveelheid pornografisch materiaal aangetroffen, waaronder naar schatting 1.000 digitale foto- en filmbestanden bevattende afbeeldingen van seksuele handelingen waarbij geregeld jonge kinderen zijn betrokken. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen verspreiden van in totaal elf kinderpornografische afbeeldingen, door deze in een chatgesprek te delen met andere bezoekers.
Door aldus te handelen heeft verdachte indirect het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak zeer jonge kinderen door volwassenen aan vaak zeer verregaande seksuele handelingen worden onderworpen, bevorderd. Dergelijk seksueel misbruik kan - zoals algemeen bekend - leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan. Daarnaast dient het in omloop brengen van beeldmateriaal dat seksueel misbruik van jeugdigen suggereert te worden bestraft vanwege de mogelijke schadelijke effecten daarvan. De verdachte heeft zich van het vorenstaande kennelijk geen rekenschap gegeven en zich slechts laten leiden door zijn eigen belangen.
(...)
Alle omstandigheden afwegende acht het hof - met de rechtbank - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaren passend en geboden. Het hof zal eveneens de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de straf verbinden.
Ten aanzien van de duur van de proeftijd geldt dat met het bezit en het verspreiden van kinderporno de verdachte heeft bijgedragen aan een verwerpelijke industrie waarbij, zoals algemeen bekend, ernstige inbreuk wordt gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam van minderjarigen. Op grond van artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht kan de proeftijd daarom langer dan 3 jaren bedragen.”
2.4
De uitspraak van het hof bevat ten aanzien van de strafoplegging de volgende beslissingen:
“Het hof:
(...)
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 6 (zes) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 6 (zes) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, Regio Zuid (...) en hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door GGZ De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering,
a. waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
b. waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
c. waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van het seksueel getint communiceren met minderjarigen, gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd,
a. waarbij de veroordeelde tijdens de gesprekken met de reclassering bespreekt hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen;
b. waarbij het toezicht op deze voorwaarde onder andere kan bestaan uit controles van computers en andere apparatuur;
c. waarbij de betrokkene meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.”
3. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de proeftijd zes jaren bedraagt omdat is voldaan aan de voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
3.2
Artikel 14b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt als volgt:
“De proeftijd bedraagt ten hoogste drie jaren. De proeftijd kan ten hoogste tien jaren bedragen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.”
3.3
Het hof heeft geoordeeld dat is voldaan aan de in artikel 14b lid 2 Sr genoemde voorwaarde dat “er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen”. Dat oordeel is niet begrijpelijk aangezien het hof geen feiten en omstandigheden heeft vastgesteld waaruit gedragingen van de verdachte kunnen worden afgeleid die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 14b lid 2 Sr, terwijl de misdrijven waaronder het bewezenverklaarde is gekwalificeerd - kort gezegd: een gewoonte maken van het in het bezit hebben van kinderporno en het verspreiden en aanbieden van kinderporno - ook niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten (vgl. HR 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:894).
3.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
4. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.1
Het cassatiemiddel klaagt over de door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde “meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek”.
4.2.1
“2. Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd, heeft te voldoen:
(...)
14° andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende.
3. Indien bij de toepassing van artikel 14a een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
(...)
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in het zesde lid, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
(...)
6. De rechter kan opdracht geven dat de reclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.”
Artikel 6:3:14 leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidt, voor zover hier van belang:
“1. Het openbaar ministerie is belast met het toezicht op de naleving van:
a. voorwaarden die zijn gesteld bij:
(...)
4°. een veroordeling waarin de rechter heeft bepaald dat de straf of maatregel of een gedeelte daarvan niet zal worden tenuitvoergelegd;
(...)
3. De onder toezicht gestelde is verplicht medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit nodig acht. (...)”
4.2.2
Een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c lid 2, onder 14°, Sr moet het gedrag van de veroordeelde betreffen. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Zo’n voorwaarde moet voldoende precies het daarin gevatte gedragsvoorschrift formuleren. Zij mag echter niet gedrag van de verdachte omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen (vgl. HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1215).
4.2.3
Op grond van artikel 14c lid 3, aanhef en onder b, Sr is aan het stellen van een bijzondere voorwaarde van rechtswege onder meer de voorwaarde verbonden dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in het zesde lid van artikel 14c Sr. Daarnaast voorziet artikel 6:3:14 Sv in voorschriften en bevoegdheden in verband met het toezicht op de naleving van aan een voorwaardelijke veroordeling verbonden voorwaarden. Deze regelingen staan er niet aan in de weg dat - voor zover dat, gelet op de mogelijkheden die de zojuist genoemde wettelijke bepalingen al bieden, aangewezen is - een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c lid 2, onder 14°, Sr wordt gesteld die een gedraging van de veroordeelde betreft en die ertoe strekt het toezicht op (een) andere door de rechter op grond van artikel 14c lid 2 Sr gestelde bijzondere voorwaarde(n) mogelijk te maken of te bevorderen. Ook hierbij geldt dat het moet gaan om een voldoende precies geformuleerd gedragsvoorschrift. Dat gedragsvoorschrift mag niet verder strekken dan voor het toezicht op de naleving van de andere bijzondere voorwaarde(n) noodzakelijk is (vgl. HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1403).
4.3
De door het hof gestelde bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde “meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek” voldoet niet aan de onder 4.2 genoemde eisen en is daarom in strijd met artikel 14c lid 2, onder 14°, Sr. Hoewel het hof - anders dan het cassatiemiddel betoogt - voldoende duidelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat deze bijzondere voorwaarde het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden onder 3 beoogt te regelen, blijkt uit de voorwaarde immers niet met welke frequentie en op welke wijze de controles van de gegevensdragers mogen worden uitgevoerd, welke functionarissen daarbij betrokken mogen zijn en hoe is gewaarborgd dat de persoonlijke levenssfeer van de verdachte daarbij niet verdergaand wordt beperkt dan nodig is voor het beoogde toezicht.
4.4
De klacht slaagt.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2022.
Conclusie 25‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. (1)Terechte klacht over oordeel hof dat bezit, verspreiden en aanbieden van kinderporno (art. 240b Sr) gedragingen bevat die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van art. 14b lid 2 Sr (verhoging proeftijd); (2) Slagende klacht over formulering bijzondere voorwaarde ex art. 14c lid 2 sub 14; onbegrensde vorm van toezicht vormt volgens AG een te vergaande inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/02899
Zitting 25 januari 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
1. Het cassatieberoep
1.1.
De verdachte is bij arrest van 8 september 2020 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens onder 1 “een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt” en onder 2 “een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en aanbieden, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 6 jaar onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het arrest.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mrs. R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
2. Samenvatting feiten en procesverloop
2.1.
De feiten in deze zaak kunnen als volgt worden samengevat. Door het hof is geoordeeld dat de verdachte zich gedurende een periode van bijna vijfeneenhalf jaar heeft beziggehouden met het via internet verzamelen van digitale foto- en filmbestanden, waaronder ook kinderpornografie. Naast het in bezit hebben van de kinderpornografie, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verspreiden en aanbieden hiervan. Het hof heeft aan de opgelegde gevangenisstraf van de verdachte op grond van art. 14b lid 2 Sr een proeftijd van 6 jaar verbonden omdat het bezit en het verspreiden van kinderporno bijdraagt aan een verwerpelijke industrie waarbij ernstige inbreuk wordt gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam van minderjarigen. Naast de opgelegde gevangenisstraf heeft het hof bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de straf verbonden.
2.2.
De verdachte is in eerste aanleg door de rechtbank veroordeeld wegens kortweg i) het in bezit hebben van een gegevensdrager met kinderpornografische afbeeldingen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte is gemaakt en ii) het verspreiden en aanbieden van een kinderpornografische afbeelding, meermalen gepleegd. Door de verdachte is hoger beroep ingesteld en het hof is tot een andere bewezenverklaring gekomen dan de rechtbank, maar heeft de verdachte evengoed veroordeeld wegens de in randnummer 1.1 gekwalificeerde misdrijven.
3. Het eerste middel
3.1.
Het eerste middel klaagt dat het hof de strafoplegging onvoldoende met redenen heeft omkleed, nu het oordeel van het hof dat is voldaan aan de in art. 14b lid 2 Sr genoemde voorwaarde dat “er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen” niet begrijpelijk is. Het hof heeft geen feiten en omstandigheden vastgesteld waaruit gedragingen van de verdachte kunnen worden afgeleid die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van art. 14b lid 2 Sr, terwijl de misdrijven waaronder het bewezenverklaarde is gekwalificeerd ook niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten.
3.2.
In het bestreden arrest heeft het hof ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat:
“1.hij in de periode van 9 mei 2012 tot en met 5 december 2017, te Eindhoven, gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten- een desktop computer (beslagcode 430845),- een DVD met opschrift 'misc 06' (beslagcode 430943)bevattende foto's, video's en films, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:het met de/een vinger/hand en/of een voorwerp vaginaal penetreren van haar eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen: [naam 1] ; 000a_webcam-tits_and_ [naam 2] bijlage 1 collectiescan bladzijde 98 van het dossier) en/ofhet met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van de borst van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt door een (ander) persoon, en/of het met de/een vinger/hand, en mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen: -001_ [naam 3] .jpg; [naam 4] and [naam 5] first time 2, bijlage 1 collectiescan, bladzijde 99 dossier) en/ofhet geheel en/of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (bestandsnamen: 000_0136.jpg; Look away to smiles (78).jpg; set01-564.jpg, bijlage I collectiescan, bladzijde 99 en 100 van het dossier) en/ofhet zichtbaar maken van sperma op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen: [naam 6] , bijlage 1 collectiescan bladzijde 100 van het dossier)en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;2.hij in de periode van 24 mei 2016 tot en met 24 augustus 2016 te Eindhoven elf afbeeldingen, te weten fotoafbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of aangeboden, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:het met de/een vinger en/of hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (bestandsnamen; [naam 7] (2); img. 10-1; img. 12-1; img. 13-1; img.20-1, bijlage 1 collectiescan, bladzijde 113 dossier) en/ofhet geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (bestandsnamen [naam 8] (33); img.5-1; img.8-1; img.11-1; img. 14-1; img.23-1, bijlage 1 collectiescan bladzijde 113 van het dossier).”
3.3.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft het hof het volgende overwogen:
“Op te leggen strafDe verdediging heeft bepleit aan de verdachte geen lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 of 3 maanden, gecombineerd met een maximale taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van 6 jaren waaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende. De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vijfeneenhalf jaren beziggehouden met - kort gezegd - het verzamelen van digitale foto- en filmbestanden, bevattende onder meer afbeeldingen van kinderporno, via het internet. Onder verdachte is een enorme hoeveelheid pornografisch materiaal aangetroffen, waaronder naar schatting 1.000 digitale foto- en filmbestanden bevattende afbeeldingen van seksuele handelingen waarbij geregeld jonge kinderen zijn betrokken. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen verspreiden van in totaal elf kinderpornografische afbeeldingen, door deze in een chatgesprek te delen met andere bezoekers. Door aldus te handelen heeft verdachte indirect het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak zeer jonge kinderen door volwassenen aan vaak zeer verregaande seksuele handelingen worden onderworpen, bevorderd. Dergelijk seksueel misbruik kan - zoals algemeen bekend - leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan. Daarnaast dient het in omloop brengen van beeldmateriaal dat seksueel misbruik van jeugdigen suggereert te worden bestraft vanwege de mogelijke schadelijke effecten daarvan. De verdachte heeft zich van het vorenstaande kennelijk geen rekenschap gegeven en zich slechts laten leiden door zijn eigen belangen. Het hof heeft bij de straftoemeting ten nadele van de verdachte meegewogen dat hij, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 juni 2020, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder, te weten op 21 juli 2009, ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk door een strafrechter is veroordeeld. De verdachte is destijds veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaren. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd tijdens een lopende proeftijd van een onherroepelijke veroordeling wegens eveneens het bezitten van kinderpornografische bestanden. Het voorgaande heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan de onderhavige feiten. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij sinds 20 jaren voor hetzelfde softwarebedrijf werkt, waar gokspellen worden gemaakt. Hij woont in een huurwoning, heeft geen schulden en is niet verslaafd aan alcohol en/of drugs. Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Alle omstandigheden afwegende acht het hof - met de rechtbank - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaren passend en geboden. Het hof zal eveneens de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de straf verbinden. Ten aanzien van de duur van de proeftijd geldt dat met het bezit en het verspreiden van kinderporno de verdachte heeft bijgedragen aan een verwerpelijke industrie waarbij, zoals algemeen bekend, ernstige inbreuk wordt gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam van minderjarigen. Op grond van artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht kan de proeftijd daarom langer dan 3 jaren bedragen. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
3.4.
Art. 14b lid 2 Sr1.luidt:
“2. De proeftijd bedraagt ten hoogste drie jaren. De proeftijd kan ten hoogste tien jaren bedragen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.”
3.5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 maart 2017,2.voorafgegaan door een uitvoerige conclusie van mijn ambtgenoot Hofstee over wat binnen de kaders van art. 14b (lid 2 en 3) Sr en art. 240b Sr dient te worden verstaan onder een “misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen”,3.geoordeeld dat het verwerven en zich toegang verschaffen tot, alsmede het in bezit en voorraad hebben van kinderporno geen gedragingen bevat die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De Hoge Raad kwam vervolgens tot de conclusie dat het oordeel van het hof dat niet werd voldaan aan de in art. 14b lid 2 Sr genoemde voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en ook niet onbegrijpelijk is.
3.6.
In het licht van het voorgaande is niet zonder meer begrijpelijk dat het bewezenverklaarde onder 1 door het hof is aangemerkt als ‘een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’, zoals bedoeld in art. 14b lid 2 Sr. Dat in de onderhavige zaak, anders dan in de aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad naast het in bezit hebben ook sprake is van het verspreiden en aanbieden van kinderpornografie, maakt dit, gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad, niet anders.4.Daarmee is ook niet zonder meer begrijpelijk dat het bewezenverklaarde onder 2 door het hof is aangemerkt als een delict waarop het uitzonderingscriterium als bedoeld in art. 14b lid 2 Sr van toepassing is.
3.7.
Het middel slaagt.
4. Het tweede middel
4.1.
Het tweede middel klaagt eveneens over de strafoplegging en behelst de klacht dat de door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde onder 3 c niet aan de voor art. 14c lid 2 onder 14º Sr ontwikkelde maatstaven voldoet, zodat de strafoplegging onvoldoende met redenen is omkleed.
4.2.
Door het hof is voor het hiervoor in randnummer 3.2 aangehaalde bewezenverklaarde bijzondere voorwaarden opgelegd:
“BESLISSING Het hof: (…)
“ stelt als bijzondere voorwaarden:1. de veroordeelde meldt zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, Regio Zuid (088 8041504) en hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door GGZ De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering,a. waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;b. waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;c. waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van het seksueel getint communiceren met minderjarigen, gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd,a. waarbij de veroordeelde tijdens de gesprekken met de reclassering bespreekt hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen;b. waarbij het toezicht op deze voorwaarde onder andere kan bestaan uit controles van computers en andere apparatuur;c. waarbij de betrokkene meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.”
4.3.
Art. 14c Sr luidt, voor zover van belang:
“(…)2 Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd, heeft te voldoen:(…)
14°. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende.
3 Indien bij de toepassing van artikel 14a een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in het zesde lid, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
4 Aan een bijzondere voorwaarde kan elektronisch toezicht worden verbonden.
5 Bij het stellen van één van de bijzondere voorwaarden genoemd in het tweede lid, onder 3° en 4°, vinden de artikelen 23, eerste en tweede lid , en 24 overeenkomstige toepassing.
6 De rechter kan opdracht geven dat de reclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.
(…)”
4.4.
Een bijzondere voorwaarde als bedoeld in art. 14c lid 2 onder 14° Sr dient het gedrag van de veroordeelde te betreffen en wordt daarom ook wel de gedragsvoorwaarde genoemd. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht.5.Zo’n voorwaarde dient voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift te formuleren en daarbij in casu het oog te hebben op het gedrag dat met kinderpornografie verband houdt. Het toezicht op de naleving van de voorwaarden mag niet separaat geregeld worden. Voorts kan zij niet geacht worden gedrag van de verdachte te omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen.6.
4.5.
In de toelichting voeren de stellers van het middel aan dat i) voor zover het hof met het formuleren van het onder 3 c opgenomen gedragsvoorschrift zou hebben beoogd het toezicht op de naleving van de onder 3 genoemde bijzondere voorwaarde te regelen, het hof dat niet voldoende duidelijk tot uitdrukking heeft gebracht. Vervolgens betogen zij dat ii) het hof evenmin voldoende precies heeft geformuleerd dat het onderzoek aan de gegevensdragers – en het daarmee verbonden verlenen van toegang tot de woning en de gegevensdragers – beperkt dient te blijven tot het toezicht op de naleving van die bijzondere voorwaarde en iii) evenmin voldoende precies heeft geformuleerd op welke wijze dat onderzoek aan de gegevensdragers mag worden uitgevoerd en welke functionarissen daarbij de reclassering (technische) ondersteuning mogen bieden, teneinde te waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de verdachte niet meer dan nodig voor het beoogde toezicht wordt beperkt.
4.6.
Ik volg de stellers van het middel niet voor zover zij betogen dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of de onder 3 a, b en c geformuleerde gedragsvoorschriften beogen het toezicht op de naleving van de onder 3 genoemde bijzondere voorwaarde te regelen. Deze bijzondere voorwaarde houdt een verplichting in tot onthouding van seksueel getint communiceren met minderjarigen, van gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en van gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Vervolgens heeft het hof hieraan een nadere invulling gegeven onder a, b en c van de wijze waarop op deze gedragsvoorschriften kan worden toegezien. Door de wijze van formulering staat het mijns inzien buiten twijfel dat de onder a., b., en c. genoemde gedragsvoorschriften zien op de bijzondere voorwaarde zoals geformuleerd onder 3. Daarmee heeft het hof ook voldoende tot uitdrukking gebracht dat het onderzoek aan de gegevensdragers en het verlenen van toegang tot de woning en de gegevensdragers beperkt dient te blijven tot het toezicht op de naleving van die onder 3 geformuleerde bijzondere voorwaarde.7.Voor zover het middel hierover klaagt, faalt het.
4.7.
De vraag die nog dient te worden beantwoord is of de door het hof geformuleerde bijzondere voorwaarde onder 3 in zijn geheel bezien voldoet aan de in de rechtspraak ontwikkelde maatstaven die verbonden zijn aan art. 14c lid 2 onder 14º Sr. Deze houden kortweg in i) dat de voorwaarde het gedrag van de veroordeelde betreft, ii) dat de voorwaarde voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift formuleert en daarbij het oog houdt op het strafbare gedrag, iii) het toezicht op de naleving van de voorwaarden niet apart is geregeld en iv) het gedragsvoorschrift niet kan worden geacht gedrag te omvatten dat in feite neerkomt op het onbegrensd meewerken aan door de politie uit te oefenen dwangmiddelen.
4.8.
Ik meen dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De bijzondere voorwaarde vermeldt niet waaruit de medewerking tot controle precies moet bestaan en ook wordt er aan de controle geen bepaalde maximale frequentie per jaar van de proeftijd verbonden. Deze onbegrensde vorm van toezicht vormt mijns inziens een te vergaande inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.8.Daarmee is het hof niet afdoende tegemoetgekomen aan de in de rechtspraak ontwikkelde maatstaven van art. 14c lid 2 onder 14º Sr. De strafoplegging is derhalve onvoldoende met redenen omkleed.
4.9.
Het middel slaagt.
5. Conclusie
5.1.
Zowel het eerste als het tweede middel slagen.
5.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch om in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑01‑2022
HR 28 maart 2017, ELCI:NL:HR2017:524, NJ 2017/411 m. nt. Keulen.
ECLI:NL:PHR:2017:195, randnummer 19 en verder.
Vgl. HR 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:116, NJ 2018/147 m. nt. Mevis, rov. 3.4.2.
HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1215, NJ 2020/410 m. nt. Jörg, rov. 3.3.2. Vgl. HR 26 november 1968, ECLI:NL:HR:1968:AB6079, NJ 1970/123 m. nt. Enschedé.
HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1215, NJ 2020/410 m. nt. Jörg, rov. 3.3.2. Vgl. HR 23 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:302, rov. 2.5.
Dat neemt niet weg dat er in de literatuur kritische kanttekeningen worden geplaatst bij een dergelijke beperking, omdat de controle niet beperkt behoeft te blijven tot het controleren van dat beeldmateriaal en pas na onderzoek aan al het beeldmateriaal inzichtelijk kan worden of er kinderpornografisch materiaal tussen zit. Geopperd wordt dat enkel een geautomatiseerd uitgevoerde controle dat anders zou maken. Zie Van den Hurk en De Vries, ‘Controle van zedendelinquenten, toezicht of opsporing?’ in NJB 2020/571.
Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter ECLI:NL:PHR:2015:2693, randnummer 16 e.v. voorafgaand aan HR 23 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:302.