NJB 2022/758

Langere proeftijd van ten hoogste tien jaren, art. 14b lid 2 Sv: het oordeel van het hof dat dit in casu mogelijk is, is niet begrijpelijk nu niet blijkt van feiten en omstandigheden waaruit gedragingen van de verdachte kunnen worden afgeleid die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 14b lid 2 Sr, terwijl het een gewoonte maken van het in het bezit hebben van kinderporno en het verspreiden en aanbieden van kinderporno ook niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten. Bijzondere voorwaarde, art. 14c lid 2, onder 14°, Sr: deze moet het gedrag van de veroordeelde betreffen. Zij mag niet gedrag van de verdachte omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen. In casu voldoet de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde ‘meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek’ niet aan de omtrent toezicht gestelde eisen (zie art. 14c lid 3, aanhef en onder b, Sr, en art. 6:3:14 Sv) en deze is daarom in strijd met artikel 14c lid 2, onder 14°, Sr.