NJ 2020/410
De bijzondere voorwaarde, opgelegd na veroordeling voor kinderporno, is in strijd met art. 14c lid 2 onder 14° Sr.
HR 07-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1215, m.nt. N. Jörg
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 juli 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/00282
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
N. Jörg
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS240069:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1215, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:100, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑04‑2019
- Wetingang
Art. 14c lid 2 onder 14° Sr
Essentie
De bijzondere voorwaarde, opgelegd na veroordeling voor kinderporno, is in strijd met art. 14c lid 2 onder 14° Sr omdat deze onvoldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift formuleert.
Samenvatting
Een bijzondere voorwaarde als bedoeld in art. 14c, lid 2 onder 14°, Sr dient het gedrag van de veroordeelde te betreffen (vgl. NJ 1970/123, m.nt. Enschedé). Zo’n voorwaarde dient voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift te formuleren. Zij kan niet geacht worden gedrag van de verdachte te omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.