Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/4.3.2
4.3.2 De ‘strafvorderlijke’ doelstellingen van voorlopige hechtenis
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Groenhuijsen 2000, p. 92; Wedzinga 1999, p. 12.
Vgl. artikel 67a, eerste lid, onder b Sv jo. artikel 67a, tweede lid, onder 5° Sv.
Vgl. Kamerstukken II 1972-1973, 9994, nr. 8, p. 4. Zie ook: Uit Beijerse 1998, p. 201; Wedzinga 1999, p. 12; Corstens 2014, p. 458-460.
Vgl. artikel 67a, eerste lid, onder a Sv.
Vgl. Kamerstukken II 1913-1914, 286, nr. 3, p. 82. Zie ook: Wedzinga 1999, p. 13; Corstens 2014, p. 453-454.
Vgl. artikel 67a, eerste lid, onder b Sv jo. artikel 67a, tweede lid, onder 2º en 3º Sv.
Vgl. Kamerstukken II 1972-1973, 9994, nr. 8, p. 8 en Kamerstukken II 1992-1993, 23178, nr. 3, p. 2. Zie ook: Baauw 1978, p. 144-145; Wedzinga 1999, p. 13; Corstens 2014, p. 456-457.
HR 2 maart 1954, NJ 1954, 240, m.nt. Pompe. Zie ook: Uit Beijerse 1998, p.77; Van Veen & Balkema 1982, p. 17-18.
Vgl. artikel 67a, eerste lid, onder b Sv jo. artikel 67a, tweede lid, onder 1º Sv en artikel 67a, tweede lid, onder 4º Sv. Zie ook: Uit Beijerse 1998, p. 202; Corstens 2014, p. 454-456 en 460-462.
Tot voor kort achtte de wetgever deze doelstelling van voorlopige hechtenis slechts gerechtvaardigd bij zeer ernstige strafbare feiten, waarop volgens de wet een maximale gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld en die tot een ernstig geschokte rechtsorde hebben geleid (artikel 67a, tweede lid, onder 1º Sv). Met de invoering van de ‘snelrechtgrond’, is de mogelijkheid om voorlopige hechtenis te gebruiken om direct te reageren op een strafbaar feit dat heeft geleid tot maatschappelijke onrust evenwel uitgebreid naar een aantal specifieke geweldsdelicten in de publieke ruimte of tegen personen met een publieke functie (artikel 67a, tweede lid, onder 4º Sv). Vgl. resp. Kamerstukken II 1972-1973, 9994, nr. 8, p. 3-4 en Kamerstukken II 2011-2012, 33360, nr. 3, p. 1-2.
Uit Beijerse 1998, p. 201-202.
Deze doelstellingen van voorlopige hechtenis zijn door de wetgever noodzakelijk geacht voor een behoorlijke rechtshandhaving, onder meer vanwege het ontbreken van preventieve politiebevoegdheden. Zie: Uit Beijerse 1998, p. 201-202. En voorts: Groenhuijsen 2000, p. 94.
Bleichrodt 1996, p. 209; Uit Beijerse 1998, p. 201-203.
Bleichrodt 1996, p. 209.
Vgl. Van Veen & Balkema 1982, p. 21; Uit Beijerse 1998, p. 202; Wedzinga 1999, p. 12.
Op basis van de wettelijke gronden voor voorlopige hechtenis, die zijn neergelegd in artikel 67a, eerste en tweede lid Sv en in paragraaf 4.4.2.3 uitvoeriger worden besproken, kunnen grofweg vier door de wetgever gerechtvaardigd geachte doelstellingen van voorlopige hechtenis worden onderscheiden.1
1) Een eerste, uitdrukkelijk uit deze bepaling voortvloeiende doelstelling van voorlopige hechtenis is de waarheidsvinding.2 Het in hechtenis nemen van een verdachte kan noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de verdachte lopende het strafrechtelijke onderzoek de waarheidsvinding belemmert, door bijvoorbeeld getuigen te beïnvloeden of bewijsmateriaal te vernietigen.3
2) Voorts kan de voorlopige hechtenis worden aangewend ten behoeve van de berechting van de verdachte en de tenuitvoerlegging van eventueel op te leggen sancties.4 In het geval sprake is van een ernstig gevaar dat de verdachte vlucht, kan door het aanwenden van voorlopige hechtenis worden voorkomen dat een verdachte zich aan de berechting, dan wel tenuitvoerlegging van een eventueel op te leggen straf of maatregel zal onttrekken.5
3) Een derde door de wetgever legitiem geachte doelstelling van voorlopige hechtenis is de bescherming van de maatschappij tegen recidivegevaarlijke verdachten.6 Voorlopige hechtenis kan worden ingezet om te voorkomen dat een verdachte (wederom) een strafbaar feit pleegt gedurende het strafproces. Het gaat hier uitdrukkelijk om speciale preventie: door het insluiten van de verdachte wordt acuut recidivegevaar bedwongen.7 Generale preventie of afschrikking is daarentegen geen legitieme doelstelling van voorlopige hechtenis.8
4) Tot slot kan voorlopige hechtenis tot doelstelling hebben het voorkomen van maatschappelijke onrust.9 De wetgever onderkent dat (zeer) ernstige strafbare feiten een grote impact kunnen hebben op de samenleving en dat voorlopige hechtenis kan worden ingezet om direct op dergelijke feiten te reageren door de verdachte vast te zetten. Hiermee kan tegemoet worden gekomen aan de maatschappelijke onrust die door het strafbare feit is ontstaan en verdere onrust worden voorkomen.10
Uit Beijerse stelt zich op het standpunt dat de twee laatstgenoemde doelstellingen van voorlopige hechtenis – de bescherming van de maatschappij en het voorkomen van maatschappelijke onrust – zich moeizaam verdragen met het dwangmiddelkarakter van de voorlopige hechtenis, daar deze niet direct betrekking hebben op het waarborgen van een deugdzaam verloop van het strafproces.11 De wetgever heeft deze doelstellingen om instrumentele redenen niettemin aanvaardbaar geacht.12 De doelstellingen van voorlopige hechtenis zijn in principe gericht op het afwenden van acuut gevaar – voor belemmering van de waarheidsvinding, vlucht, recidive of maatschappelijke onrust – en daarmee beperkt tot de korte termijn, althans tot de periode voorafgaand aan de onherroepelijke uitspraak van de rechter.13 Verderstrekkende doelstellingen zullen de voorlopige hechtenis al snel het karakter geven van een zelfstandige interventie.14 Dit zou niet alleen op gespannen voet staan met het dwangmiddelkarakter van de voorlopige hechtenis, maar ook met de onschuldpresumptie.15