Einde inhoudsopgave
RvdW 2010, 266
Weigering oproeping CIE-informant door OM; partiële niet-ontvankelijkh eid in de vervolging.
HR 02-02-2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ8641
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 februari 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, M.A. Loth
- Zaaknummer
08/00528
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BJ8641
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BJ8641, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BJ8641, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2009
- Wetingang
Svart. 190 lid 2 en lid 5, 226a, 288 lid 2 , 349 lid 3 , 420 lid 2 en 553; EVRMart. 6 lid 3
Essentie
OM-cassatie. Weigering van openbaar ministerie om gevolg te geven aan door het Hof bevolen oproeping CIE-informant wegens gevaar van het bekend worden van diens identiteit. De CIE-informant is een getuige in de zin der wet en in de zin van art. 6, derde lid sub d, EVRM. De beslissing tot (partiële) niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting terwijl zij ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk is.
Partij(en)
Arrest op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.