Einde inhoudsopgave
RvdW 2010, 270
Bewijs voorhanden hebben cfm art. 26 WWM.
HR 02-02-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6138
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 februari 2010
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, W.F. Groos
- Zaaknummer
07/12784
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
BK6138
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK6138, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK6138, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑2009
- Wetingang
Essentie
Voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van art. 26 WWM is vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie (vgl. HR NJ 1999, 537). Daarom is niet redengevend verdachtes voor de bewezenverklaring gehanteerde verklaring: ‘Ik heb die kleine wapens over het hoofd gezien, ik dacht dat die nog bij de club lagen’.
Partij(en)
Arrest ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.