Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
Bijlage XIII Voeder voor gezelschapsdieren en bepaalde andere afgeleide producten
Geldend
Geldend vanaf 30-06-2020
- Bronpublicatie:
09-06-2020, PbEU 2020, L 182 (uitgifte: 10-06-2020, regelingnummer: 2020/762)
- Inwerkingtreding
30-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-06-2020, PbEU 2020, L 182 (uitgifte: 10-06-2020, regelingnummer: 2020/762)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Hoofdstuk I. Algemene eisen
Bedrijven en inrichtingen die voeder voor gezelschapsdieren vervaardigen en bedrijven die afgeleide producten vervaardigen, als bedoeld in deze bijlage, beschikken over adequate voorzieningen:
- a)
om het binnenkomende materiaal op te slaan en te behandelen in omstandigheden waarmee het ontstaan van risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid wordt voorkomen;
- b)
om ongebruikte dierlijke bijproducten en afgeleide producten die na de vervaardiging overblijven, te verwijderen, tenzij het ongebruikte materiaal voor verwerking of verwijdering naar een andere inrichting of een ander bedrijf wordt verzonden overeenkomstig deze verordening.
Hoofdstuk II. Specifieke eisen voor voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven daaronder begrepen
1. Rauw voeder voor gezelschapsdieren
Exploitanten mogen uitsluitend rauw voeder voor gezelschapsdieren van categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, onder a) en b) i) en ii), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 vervaardigen.
Rauw voeder voor gezelschapsdieren moet in nieuwe lekvrije verpakking worden verpakt.
Er moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat het product in de hele productieketen en tot aan het verkooppunt niet aan verontreiniging wordt blootgesteld.
2. Grondstoffen voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven
Exploitanten mogen verwerkt voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven uitsluitend vervaardigen van:
- a)
ander categorie 3-materiaal dan het in artikel 10, onder n), o) en p), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde materiaal, en
- b)
als het gaat om ingevoerd voeder voor gezelschapsdieren of voeder voor gezelschapsdieren van ingevoerd materiaal, van categorie 1-materiaal, met name dierlijke bijproducten afkomstig van dieren die een illegale behandeling als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, onder d), van Richtlijn 96/22/EG of artikel 2, onder b), van Richtlijn 96/23/EG hebben ondergaan.
3. Verwerkt voeder voor gezelschapsdieren
- a)
Blikvoeder voor gezelschapsdieren moet een warmtebehandeling met een Fc-waarde van ten minste 3 ondergaan.
- b)
Verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, met uitzondering van blikvoeder, moet:
- i)
een warmtebehandeling tot een kerntemperatuur van ten minste 90 °C in het eindproduct ondergaan;
- ii)
een warmtebehandeling van de ingrediënten van dierlijke oorsprong tot ten minste 90 °C ondergaan, of
- iii)
wat voedermiddelen van dierlijke oorsprong betreft, worden bereid met uitsluitend:
- —
dierlijke bijproducten of afgeleide producten van vlees of vleesproducten die een warmtebehandeling tot een kerntemperatuur van ten minste 90 °C hebben ondergaan;
- —
de volgende afgeleide producten die vervaardigd zijn overeenkomstig de eisen van deze verordening; melk en melkproducten, gelatine, gehydrolyseerde eiwitten, eiproducten, collageen, bloedproducten als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 2, verwerkte dierlijke eiwitten met inbegrip van vismeel, gesmolten vet, visolie, dicalciumfosfaat, tricalciumfosfaat of smaakgevende ingewanden;
- iv)
indien toegestaan door de bevoegde autoriteit, een behandeling zoals een droog- of vergistingsproces ondergaan dat waarborgt dat het voeder voor gezelschapsdieren geen onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid inhoudt;
- v)
als het gaat om dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 10, onder l) en m), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en als het gaat om dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van waterdieren, aquatische en terrestrische ongewervelden, en indien dit toegestaan is door de bevoegde autoriteit, een behandeling ondergaan die waarborgt dat het voeder voor gezelschapsdieren geen onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid inhoudt.
Na de productie moeten alle nodige voorzorgen worden genomen om te voorkomen dat het verwerkte voeder voor gezelschapsdieren aan verontreiniging wordt blootgesteld.
Het verwerkte voeder voor gezelschapsdieren moet in nieuwe verpakkingen worden verpakt.
4
Hondenkluiven moeten een zodanige behandeling ondergaan dat ziekteverwekkers (met inbegrip van Salmonella) worden gedood.
Na de behandeling moeten de nodige voorzorgen worden genomen zodat de hondenkluiven niet aan verontreiniging worden blootgesteld.
De hondenkluiven moeten in nieuwe verpakkingen worden verpakt.
5
Tijdens de productie en/of de opslag (vóór verzending) moet via aselecte steekproeven van hondenkluiven en van ander verwerkt voeder voor gezelschapsdieren dan blikvoeder voor gezelschapsdieren en verwerkt voeder voor gezelschapsdieren dat overeenkomstig punt 3, onder b) v), is behandeld, worden gecontroleerd of aan de volgende normen is voldaan:
Salmonella: geen in 25 g, n = 5, c = 0, m = 0, M = 0,
Enterobacteriaceae: n = 5, c = 2, m = 10, M = 300 in 1 g,
waarbij:
n | = | aantal te testen monsters; |
m | = | drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als bevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in geen enkel monster groter dan m is; |
M | = | maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer monsters gelijk aan of groter dan M is, en |
c | = | aantal monsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven en waarbij het monster nog als aanvaardbaar wordt beschouwd als het resultaat van de bacterietelling voor de overige monsters niet groter dan m is. |
6
Tijdens de productie en/of de opslag (vóór verzending) moet via aselecte steekproeven van rauw voeder voor gezelschapsdieren worden gecontroleerd of aan de volgende normen is voldaan:
Salmonella: geen in 25 g: n = 5, c = 0, m = 0, M = 0.
Het productieproces van rauw voeder voor gezelschapsdieren moet aan het volgende proceshygiënecriterium voldoen:
Enterobacteriaceae: n = 5, c = 2, m = 500 in 1 g, M = 5 000 in 1 g
waarbij:
n | = | aantal te testen monsters; |
m | = | drempelwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als bevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in geen enkel monster groter dan m is; |
M | = | maximumwaarde voor het aantal bacteriën; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd als het aantal bacteriën in een of meer monsters gelijk aan of groter dan M is, en |
c | = | aantal monsters waarvoor de bacterietelling een resultaat tussen m en M te zien mag geven en waarbij de monsters nog als aanvaardbaar worden beschouwd als het resultaat van de bacterietelling voor de overige monsters niet groter dan m is. |
De exploitanten nemen maatregelen, in het kader van hun procedures op grond van een volgens de HACCP-beginselen (hazard analysis and critical control points) opgezet controlesysteem, om na te gaan of de levering, de hantering en de verwerking van door hun beheerde rauwe materialen en rauw voeder voor gezelschapsdieren zodanig gebeuren dat aan de bovengenoemde veiligheidsnormen en aan het proceshygiënecriterium wordt voldaan. Indien niet aan de veiligheidsnormen en aan het proceshygiënecriterium wordt voldaan, neemt de exploitant proportionele corrigerende maatregelen in overeenstemming met de schriftelijke procedure als bedoeld in de aanhef van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en de procedures volgens de HACCP-beginselen genoemd in artikel 29, lid 2, punten e) en f), van die verordening.
Het niet-voldoen en, indien vastgesteld, de oorzaak ervan, de toegepaste corrigerende maatregelen en de resultaten van de controlemaatregelen worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteit. Indien de bevoegde autoriteit er niet van overtuigd is dat de noodzakelijke corrigerende maatregelen zijn genomen, kan zij de exploitant extra maatregelen opleggen, waaronder etikettering voor hantering, en kan zij microbiologisch onderzoek van meer door de exploitant te nemen monsters voorschrijven.
7. Eindpunt voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven
De volgende producten mogen zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht:
- a)
verwerkt voeder voor gezelschapsdieren:
- i)
dat in de Unie geproduceerd en verpakt is overeenkomstig punt 3 en dat getest is overeenkomstig punt 5, of
- ii)
dat overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG in een grensinspectiepost veterinaire controles heeft ondergaan;
- b)
hondenkluiven:
- i)
die in de Unie geproduceerd en verpakt zijn overeenkomstig punt 4 en die getest zijn overeenkomstig punt 5, of
- ii)
die overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG in een grensinspectiepost veterinaire controles hebben ondergaan.
Hoofdstuk III. Specifieke eisen inzake smaakgevende ingewanden voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren
1
Voor de productie van vloeibare of gedehydrateerde afgeleide producten die worden gebruikt om de smaak van voeder voor gezelschapsdieren te verbeteren, mogen exploitanten uitsluitend dierlijke bijproducten gebruiken die overeenkomstig hoofdstuk II, punt 2, gebruikt mogen worden als grondstof voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven.
2
De smaakgevende ingewanden moeten zijn behandeld volgens een methode en parameters die ervoor zorgen dat het product voldoet aan de in hoofdstuk II, punt 5, vastgestelde microbiologische normen. Na de behandeling moeten de nodige voorzorgen worden genomen zodat het product niet aan verontreiniging wordt blootgesteld.
3
Het eindproduct moet:
- a)
in nieuwe of gesteriliseerde zakken worden verpakt, of
- b)
in bulk worden vervoerd in containers of andere vervoermiddelen die grondig zijn gereinigd en ontsmet.
Hoofdstuk IV. Specifieke eisen inzake bloed en bloedproducten van paardachtigen
Het in de handel brengen van bloed en bloedproducten van paardachtigen voor andere doeleinden dan gebruik in voeder is onderworpen aan de volgende voorwaarden:
- 1.
Bloed mag voor dergelijke doeleinden in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat het is verzameld:
- a)
bij paardachtigen die:
- i)
bij de keuring op de datum van de verzameling van het bloed geen klinische tekenen vertoonden van in bijlage I bij Richtlijn 2009/156/EG opgenomen ziekten waarvoor een aangifteplicht bestaat en van paardeninfluenza, equiene piroplasmose, equiene rinopneumonitis en equiene virusarteritis, vermeld in punt 4 van artikel 1.2.3. van de Terrestrial Animal Health Code van de OIE, uitgave 2010;
- ii)
gedurende ten minste 30 dagen vóór de datum van en tijdens de verzameling van het bloed zijn gehouden op onder veterinair toezicht staande bedrijven waarvoor geen verbodsmaatregel krachtens artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2009/156/EG of beperkingen krachtens artikel 5 van die richtlijn golden;
- iii)
gedurende de in artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2009/156/EG vastgestelde perioden geen contact hebben gehad met paardachtigen uit bedrijven waarvoor een verbodsmaatregel om diergezondheidsredenen krachtens dat artikel gold en gedurende ten minste 40 dagen vóór de datum van en tijdens de verzameling van het bloed geen contact hebben gehad met paardachtigen uit een lidstaat of een derde land dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a) en b), van die richtlijn niet als vrij van paardenpest wordt beschouwd;
- b)
onder veterinair toezicht:
- i)
in slachthuizen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn geregistreerd of erkend, of
- ii)
in erkende voorzieningen die beschikken over een veterinair erkenningsnummer en onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit voor de verzameling van bloed van paardachtigen voor de productie van bloedproducten voor andere doeleinden dan vervoederingsdoeleinden.
- 2.
Bloedproducten mogen voor dergelijke doeleinden in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat:
- a)
alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om besmetting van de bloedproducten met ziekteverwekkers tijdens de productie, hantering en verpakking te voorkomen;
- b)
de bloedproducten zijn geproduceerd met bloed dat:
- i)
aan de in punt 1, onder a), vastgestelde voorwaarden voldoet, of
- ii)
ten minste een van de volgende behandelingen, gevolgd door een test op de doeltreffendheid, heeft ondergaan voor de inactivering van mogelijke verwekkers van paardenpest, alle vormen van paardenencefalomyelitis, inclusief Venezolaanse paardenencefalomyelitis, infectieuze anemie bij paarden, vesiculaire stomatitis en kwade droes (Burkholderia mallei):
- —
warmtebehandeling bij een temperatuur van 65 °C gedurende ten minste 3 uur;
- —
bestraling met 25 kGy gammastraling;
- —
verlaging van de pH tot 5 gedurende 2 uur;
- —
warmtebehandeling tot een kerntemperatuur van ten minste 80 °C.
- 3.
Bloed en bloedproducten van paardachtigen moeten verpakt worden in gesloten, ondoordringbare recipiënten waarop, als het gaat om bloed van paardachtigen, het erkenningsnummer is vermeld van het slachthuis of de voorziening waar het bloed is verzameld als bedoeld in punt 1, onder b).
Hoofdstuk V. Specifieke eisen inzake huiden van hoefdieren en daarvan afgeleide producten
A. Inrichtingen en bedrijven
De bevoegde autoriteit mag bedrijven die huiden hanteren, met inbegrip van gekalkte huiden, toestemming geven afgesneden en gesplitste stukken van deze huiden te leveren voor de productie van gelatine voor diervoeding, organische meststoffen of bodemverbeteraars, op voorwaarde dat:
- a)
het bedrijf beschikt over opslagruimten met een harde vloer en gladde muren die gemakkelijk gereinigd en ontsmet kunnen worden en waar, indien nodig, in een koelsysteem aanwezig is;
- b)
de opslagruimten schoon worden gehouden en goed worden onderhouden zodat zij geen bron van verontreiniging zijn voor de grondstoffen;
- c)
indien grondstoffen die niet aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorschriften voldoen, in deze bedrijfsruimten worden opgeslagen en/of verwerkt, zij in elk stadium van ontvangst, opslag, verwerking en verzending gescheiden worden gehouden van grondstoffen die wel aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoen;
- d)
als het gaat om afgesneden en gesplitste stukken van gekalkte huiden, de afgesneden en gesplitste stukken huid een behandeling ondergaan die waarborgt dat er geen risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid meer aanwezig zijn voordat zij gebruikt worden voor de productie van:
- i)
gelatine voor dierlijke consumptie, of
- ii)
organische meststoffen of bodemverbeteraars.
B. In de handel brengen van dierlijke bijproducten en afgeleide producten
1
Voor het in de handel brengen van onbehandelde huiden gelden dezelfde gezondheidsvoorschriften als voor vers vlees op grond van Richtlijn 2002/99/EG.
2
Behandelde huiden mogen in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat:
- a)
zij niet in aanraking zijn geweest met andere producten van dierlijke oorsprong of levende dieren die verspreiding van een ernstige overdraagbare ziekte zouden kunnen veroorzaken;
- b)
het in bijlage VIII, hoofdstuk III, vastgestelde handelsdocument een verklaring bevat waaruit blijkt dat alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om besmetting met ziekteverwekkers te voorkomen.
C. Eindpunt voor huiden
1
Huiden van hoefdieren die ingevolge de beslissing van een exploitant bestemd zijn voor andere doeleinden dan menselijke consumptie en die voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 853/2004 voor grondstoffen voor gelatine of collageen, bestemd voor menselijke consumptie, mogen zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht.
2
De volgende behandelde huiden mogen zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht:
- a)
huiden van hoefdieren waarop een volledig looiprocedé wordt toegepast;
- b)
‘wet blue’-huiden;
- c)
‘pickled pelt’-huiden;
- d)
gekalkte huiden (behandeling met kalk en in pekel met een pH van 12 tot 13 gedurende ten minste acht uur).
3
In afwijking van punt 2 kan de bevoegde autoriteit eisen dat zendingen van in punt 2, onder c) en d), bedoelde behandelde huiden vergezeld gaan van een handelsdocument overeenkomstig het in bijlage VIII, hoofdstuk III, punt 6, beschreven model, wanneer zij geleverd worden aan inrichtingen en bedrijven die voeder voor gezelschapsdieren, organische meststoffen of bodemverbeteraars vervaardigen of de betreffende materialen omzetten in biogas.
Hoofdstuk VI. Specifieke eisen inzake jachttrofeeën en andere preparaten van dieren
A
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing onverminderd de krachtens Verordening (EG) nr. 338/97 vastgestelde maatregelen betreffende de bescherming van in het wild levende diersoorten.
B. Veilige bevoorrading
Jachttrofeeën en andere dierpreparaten waarvan de dierlijke bijproducten met het oog op de preparatie een behandeling hebben ondergaan of die aangeboden worden in een toestand die geen gevaar oplevert voor de gezondheid, mogen in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat zij afkomstig zijn van:
- a)
andere soorten dan hoefdieren, vogels en dieren van de biologische klasse van de insecten of spinachtigen, en
- b)
dieren afkomstig uit een gebied waarvoor geen beperkingen gelden omdat er een ernstige overdraagbare ziekte voorkomt waarvoor de dieren van de betrokken soorten vatbaar zijn.
C. Veilige behandeling
1
Jachttrofeeën of andere dierpreparaten waarvan de dierlijke bijproducten met het oog op de preparatie een behandeling hebben ondergaan of die aangeboden worden in een toestand die geen gevaar oplevert voor de gezondheid, mogen in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat:
- a)
zij afkomstig zijn van hoefdieren of vogels die een volledige taxidermische behandeling hebben ondergaan waardoor zij bij omgevingstemperatuur kunnen worden bewaard;
- b)
het gaat om opgezette hoefdieren of vogels of opgezette delen van deze dieren;
- c)
zij een anatomische preparatie hebben ondergaan zoals plastinatie, of
- d)
het gaat om dieren van de biologische klasse van insecten of spinachtigen die een behandeling hebben ondergaan, zoals een droogprocedé, om de overdracht van op mens of dier overdraagbare ziekten te voorkomen, of
- e)
het gaat om voorwerpen in natuurhistorische verzamelingen of voor de bevordering van de wetenschap, die
- i)
in conserveermiddelen zoals ethanol of formaldehyde worden bewaard, zodat zij kunnen worden tentoongesteld;
- ii)
volledig op microscoopglaasjes zijn ingesloten, of
- iii)
bestaan uit hele skeletten of delen daarvan, botten of tanden, die uitsluitend worden uitgewisseld tussen musea en onderwijsinstellingen;
- f)
het gaat om verwerkte DNA-monsters die bedoeld zijn voor depots ter bevordering van het onderzoek naar biodiversiteit of van de ecologie, geneeskunde, diergeneeskunde of biologie.
2
Jachttrofeeën of andere preparaten, met uitzondering van de onder B en onder C, punt 1, bedoelde jachttrofeeën en dierpreparaten, die afkomstig zijn van dieren van oorsprong uit een gebied waarvoor beperkingen gelden omdat er een ernstige overdraagbare ziekte voorkomt waarvoor dieren van de betrokken soort vatbaar zijn, mogen in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat:
- a)
als het gaat om jachttrofeeën of andere preparaten die uitsluitend bestaan uit beenderen, horens, hoeven, klauwen, geweien en tanden,
- i)
zij zo lang in kokend water zijn gedompeld dat alle andere stoffen dan beenderen, hoorn, hoeven, klauwen, geweien en tanden verwijderd zijn;
- ii)
de delen die uit been bestaan, zijn ontsmet met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd product, met name waterstofperoxide;
- iii)
zij onmiddellijk na de behandeling, zonder in contact te zijn gekomen met andere producten van dierlijke oorsprong waardoor zij zouden kunnen worden verontreinigd, verpakt zijn in individuele, doorzichtige en gesloten verpakkingen om verontreiniging achteraf te voorkomen, en
- iv)
zij vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat waarin wordt bevestigd dat aan de punten i), ii) en iii) is voldaan;
- b)
als het gaat om jachttrofeeën of andere preparaten die uitsluitend bestaan uit huiden,
- i)
zij:
- —
gedroogd zijn;
- —
gedurende minimaal 14 dagen vóór de datum van verzending nat of droog gezouten zijn, of
- —
een ander conserveringsproces dan looiing hebben ondergaan;
- ii)
zij onmiddellijk na de behandeling, zonder in contact te zijn gekomen met andere producten van dierlijke oorsprong waardoor zij zouden kunnen worden verontreinigd, verpakt zijn in individuele, doorzichtige en gesloten verpakkingen om verontreiniging achteraf te voorkomen, en
- iii)
zij vergezeld gaan van een handelsdocument of een gezondheidscertificaat waarin wordt bevestigd dat aan de punten i) en ii) is voldaan;
Hoofdstuk VII. Specifieke eisen inzake wol, haar, varkenshaar, veren, delen van veren en dons
A. Grondstof
1
Onbehandelde wol, onbehandeld haar, onbehandeld varkenshaar, onbehandelde veren en delen van veren en onbehandeld dons moeten categorie 3-materiaal zijn als bedoeld in artikel 10, onder b) iii), iv), v), onder h) en onder n), van Verordening (EG) nr. 1069/2009.
Zij moeten droog zijn en van een stevige verpakking zijn voorzien.
Voor onbehandelde veren en delen van veren en onbehandeld dons, indien rechtstreeks van het slachthuis naar het verwerkingsbedrijf gebracht, mag de bevoegde autoriteit echter een afwijking toestaan van de eis dat de grondstoffen droog moeten zijn wanneer zij over haar grondgebied worden vervoerd, mits:
- a)
alle nodige maatregelen worden genomen om mogelijke verspreiding van ziekten te voorkomen;
- b)
de grondstoffen worden vervoerd in waterdichte recipiënten en/of voertuigen, die onmiddellijk na elk gebruik moeten worden gereinigd en ontsmet.
2
Goederenverkeer van varkenshaar (varkensborstels) en wol en haar van varkens uit gebieden waar Afrikaanse varkenspest een endemische ziekte is, is verboden tenzij het varkenshaar (varkensborstels) en de wol en het haar van varkens:
- a)
gekookt, geverfd of gebleekt is, of
- b)
een andere behandeling heeft ondergaan waarmee ziekteverwekkers absoluut worden vernietigd, op voorwaarde dat dit bevestigd wordt in een certificaat dat is afgegeven door de voor de plaats van herkomst bevoegde dierenarts. Machinaal wassen mag niet worden aangemerkt als behandeling in de zin van deze eis.
3
Punt 1 is niet van toepassing op sierveren of veren die:
- a)
door reizigers voor eigen gebruik worden vervoerd, of
- b)
niet voor industriële doeleinden als zending aan privépersonen worden gestuurd.
B. Eindpunt voor wol en haar
Machinaal gewassen wol en haar, alsmede wol die en haar dat een andere behandeling heeft ondergaan die waarborgt dat er geen onaanvaardbare risico's meer aanwezig zijn, mogen zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht.
De lidstaten mogen het in de handel brengen van onbehandelde wol en onbehandeld haar afkomstig van agrarische bedrijven of van inrichtingen of bedrijven die geregistreerd zijn overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 of erkend overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder i), van die verordening op hun grondgebied zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening toestaan, indien zij ervan overtuigd zijn dat de wol en het haar geen onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid inhouden.
Wol en haar geproduceerd van andere dieren dan varkens kunnen zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht, als:
- a)
zij machinaal zijn gewassen, waarbij de wol en het haar worden ondergedompeld in een reeks baden van water, zeep en natriumhydroxide of kaliumhydroxide; of
- b)
zij direct zijn verzonden naar een bedrijf dat afgeleide producten van wol en haar voor de textielindustrie produceert en deze wol en dit haar ten minste een van de volgende behandelingen hebben ondergaan:
- i)
chemische ontharing met behulp van gebluste kalk of natriumsulfide;
- ii)
fumigatie in formaldehyde in een hermetisch gesloten kamer gedurende ten minste 24 uur;
- iii)
industriële zuivering waarbij de wol en het haar worden ondergedompeld in een wateroplosbaar detergens dat op een temperatuur van 60-70 °C wordt gehouden;
- iv)
opslag, die de reistijd mag omvatten, bij 37 °C gedurende acht dagen, 18 °C gedurende 28 dagen of 4 °C gedurende 120 dagen.
C. Eindpunt voor veren en dons
Veren, delen van veren en dons die machinaal zijn gewassen en gedurende ten minste 30 minuten bij 100 °C met hete stoom behandeld zijn, mogen zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht.
Hoofdstuk VIII. Specifieke eisen inzake bont
Eindpunt
Bont dat gedurende twee dagen gedroogd is bij een omgevingstemperatuur van 18 °C en een vochtigheid van 55 % mag zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht.
Hoofdstuk IX. Specifieke eisen inzake bijproducten van bijenteelt
Bijproducten van bijenteelt die uitsluitend voor gebruik in de bijenteelt bestemd zijn:
- 1.
mogen niet komen uit een gebied waarvoor een verbod geldt in verband met een uitbraak van:
- a)
Amerikaans vuilbroed (Paenibacillus larvae larvae), tenzij de bevoegde autoriteit het risico verwaarloosbaar heeft bevonden, een specifieke vergunning voor alleen die lidstaat heeft verleend en de nodige maatregelen heeft genomen om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan;
- b)
acariose (Acarapis woodi (Rennie)), tenzij het gebied van bestemming aanvullende garanties heeft gekregen op grond van artikel 14, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG;
- c)
kleine bijenkastkever (Aethina tumida), of
- d)
tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp.), en
- 2.
moeten voldoen aan de eisen van artikel 8, onder a), van Richtlijn 92/65/EEG.
Hoofdstuk X. Specifieke eisen inzake gesmolten vet van categorie 1- of categorie 2-materiaal voor oleochemische doeleinden
1
Gesmolten vet afkomstig van categorie 1-materiaal of afkomstig van categorie 2-materiaal dat bestemd is voor oleochemische doeleinden moet vervaardigd worden met behulp van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 5 als bedoeld in bijlage IV, hoofdstuk III.
2
Gesmolten vet van herkauwers moet zo worden gezuiverd dat het maximumgehalte aan nog resterende onoplosbare verontreinigingen niet meer dan 0,15 gewichtsprocent bedraagt.
Hoofdstuk XI. Specifieke eisen inzake vetderivaten
1
De volgende procedés mogen gebruikt worden voor de productie van vetderivaten afkomstig van gesmolten vet dat afgeleid is van categorie 1- en categorie 2-materiaal:
- a)
omestering of hydrolyse bij een temperatuur van ten minste 200 °C, onder de corresponderende adequate druk gedurende ten minste 20 minuten (glycerol, vetzuren en esters);
- b)
verzeping met NaOH 12 M (glycerol en zeep):
- i)
in een batchprocedé bij 95 °C gedurende drie uur, of
- ii)
in een continuprocedé bij 140 °C en 2 bar (2 000 hPa) gedurende 8 minuten, of
- c)
hydrogenering bij 160 °C en 12 bar (12 000 hPa) gedurende 20 minuten.
2
Vetderivaten die overeenkomstig dit hoofdstuk vervaardigd zijn, mogen uitsluitend in de handel worden gebracht:
- a)
voor andere toepassingen dan voor gebruik in diervoeder, cosmetische producten en geneesmiddelen;
- b)
bovendien, in het geval van vetderivaten afkomstig van categorie 1-materiaal, voor andere toepassingen dan voor gebruik in organische meststoffen en bodemverbeteraars.
3
Eindpunt voor van gesmolten vet afgeleide producten:
Vetderivaten die zijn verwerkt zoals aangegeven in punt 1 mogen voor de in punt 2 genoemde toepassingen zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht.
Hoofdstuk XII. Specifieke eisen inzake horens en producten uit hoorn, met uitzondering van hoornmeel, en hoeven en producten uit hoeven, met uitzondering van meel van hoeven, bestemd voor de productie van organische meststoffen of bodemverbeteraars
Het in de handel brengen van horens en producten uit hoorn, met uitzondering van hoornmeel, en hoeven en producten uit hoeven, met uitzondering van meel van hoeven, bestemd voor de productie van biologische meststoffen of bodemverbeteraars is aan de volgende voorwaarden onderworpen:
- a)
zij moeten afkomstig zijn van dieren die:
- i)
zijn geslacht in een slachthuis nadat zij een antemortemkeuring hebben ondergaan waarbij zij overeenkomstig de wetgeving van de Unie geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht, of
- ii)
geen klinische tekenen hebben vertoond van een via dat product op mens of dier overdraagbare ziekte;
- b)
zij moeten een warmtebehandeling gedurende een uur bij een kerntemperatuur van ten minste 80 °C hebben ondergaan;
- c)
de horens moeten worden verwijderd zonder opening van de schedelholte;
- d)
in elk stadium van de verwerking, de opslag of het transport moeten alle voorzorgsmaatregelen worden genomen om versleping te vermijden;
- e)
zij worden verpakt in nieuwe verpakkingen of recipiënten, of vervoerd in voertuigen of bulkcontainers die vóór het laden zijn ontsmet met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd product;
- f)
de verpakkingen of recipiënten moeten:
- i)
het type product aangeven (horens, producten uit hoorn, hoeven of producten uit hoeven);
- ii)
voorzien zijn van de naam en het adres van de erkende of geregistreerde inrichting of bedrijf van bestemming.
Hoofdstuk XIII. Specifieke eisen voor visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen
Eindpunt voor visolie voor de vervaardiging van geneesmiddelen
Visolie afkomstig van de in bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 3, onder A, punt 2, bedoelde producten, die met NaOH- oplossing bij een temperatuur van 80 °C of hoger ontzuurd en vervolgens door destillatie bij een temperatuur van 200 °C of hoger gezuiverd is, mag zonder beperkingen overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht voor de vervaardiging van geneesmiddelen.