Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/579
Oordeel dat raadsman niet concreet de omstandigheid heeft aangevoerd die ten grondslag ligt aan aanhoudingsverzoek namens verdachte, zodat verzoek moet worden afgewezen, is niet onjuist.
HR 16-05-2023, ECLI:NL:HR:2023:720
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 mei 2023
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
21/03786
- Conclusie
A-G mr. P.M. Frielink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:720, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑05‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:329, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑07‑2022
- Wetingang
Essentie
Het oordeel dat de raadsman niet concreet de omstandigheid heeft aangevoerd die ten grondslag ligt aan het verzoek namens de verdachte tot aanhouding van het onderzoek, zodat het verzoek moet worden afgewezen, is, gelet op wat de raadsman daaromtrent heeft verklaard, niet onjuist.
Samenvatting
De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit NJ 2020/230 over het beoordelingskader bij een verzoek tot aanhouding. De verdachte of de raadsman moet concreet de omstandigheid aanvoeren die aan het aanhoudingsverzoek ten grondslag ligt. Als zo’n omstandigheid niet wordt aangevoerd, mag de rechter het verzoek om die reden afwijzen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.