RvdW 2021/291:Medeplegen gewoontewitwassen (art. 420ter Sr). 1. Kwalificatie-uitsluitingsgrond t.a.v. uit eigen misdrijf verkregen voorwerpen? 2. Eenvoudig witwassen specialis a.b.i. art. 55 lid 2 Sr van witwassen? Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2017/218, m.nt. Mevis en NJ 2014/500, m.nt. Keijzer. Gelet op wat is vooropgesteld en in aanmerking genomen wat het hof over de toedracht van het bewezenverklaarde heeft vastgesteld, geeft het oordeel van het hof dat dit feit kan worden gekwalificeerd als (medeplegen van een gewoonte maken van) ‘witwassen’, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Ook is dat oordeel toereikend gemotiveerd. Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2017/218, m.nt. Mevis. Uit deze rechtspraak volgt dat de kwalificatie door de rechter van het bewezenverklaarde verwerven of voorhanden hebben van een onmiddellijk door eigen misdrijf verkregen voorwerp als ‘(schuld)witwassen’ dan wel ‘eenvoudig (schuld)witwassen’ uitsluitend wordt bepaald door het antwoord op de vraag of sprake is geweest van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben van het voorwerp en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan gericht karakter heeft. Dat betekent dat zich hier niet het in art. 55 lid 2 Sr bedoelde geval voor kan doen waarin voor een feit dat in een algemene strafbepaling valt een bijzondere strafbepaling bestaat. Volgt verwerping. Samenhang met 19/00528 (p-zaak) en 6 andere zaken.