Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/281
Art. 81 lid 1 RO. Personen- en familierecht. Procesrecht. Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing minderjarige. Bevoegdheid Nederlandse rechter. Art. 11 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Samenhang met zaak 20/02014.
HR 05-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:341
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 maart 2021
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/01494
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:341, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1034, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2020
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/01494
Datum 5 maart 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
1. [de vader],
2. [de stiefmoeder], beiden wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
VERZOEKERS tot cassatie,
hierna: de vader en de stiefmoeder,
advocaat: C. Reijntjes-Wendenburg,
tegen
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO GELDERLAND, LOCATIE ARNHEM,
gevestigd te Arnhem,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de raad,
advocaat: M.M. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.