Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/345
Beklag ex art. 98 lid 4 jo. art. 552a Sv tegen beschikking R-C ex art. 98 lid 3 Sv over toelaatbaarheid beslag i.v.m. verschoningsrecht, na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming waaraan klaagster verbonden is, t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. Heeft Rb terecht geoordeeld dat beklag o.g.v. art. 98 lid 4 Sv niet openstaat voor niet-verschoningsgerechtigde klaagster? Middel faalt. Dat brengt mee dat HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling kan nemen. Redenen staan vermeld in RvdW 2024/314. Klaagster n-o.
HR 12-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:353
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 maart 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
23/01626
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:353, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024
Essentie
Beklag ex art. 98 lid 4 jo. art. 552a Sv tegen beschikking R-C ex art. 98 lid 3 Sv over toelaatbaarheid beslag i.v.m. verschoningsrecht, na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming waaraan klaagster verbonden is, t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. Heeft Rb terecht geoordeeld dat beklag o.g.v. art. 98 lid 4 Sv niet openstaat voor niet-verschoningsgerechtigde klaagster? Middel faalt. Dat brengt mee dat HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling kan nemen. Redenen staan vermeld in RvdW 2024/314. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.