Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/196c
196c Had het hof mogen aansturen op een tussenoplossing?
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691886:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9414, NJ 2004/460 met nt. J.B.M. Vranken, JBPr 2004/15 met nt. K. Teuben (Regiopolitie/Hovax). Zie Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022/93; Ekelmans 2015, p. 59 e.v. Zie nr. 366.
Had eiser de stellingen ook als een bevrijdend verweer begrepen?
In eerste aanleg zou de rechter het verweer aan de orde kunnen stellen bij de agendapunten voor de mondelinge behandeling.
De Bock 2011, 3.7 en p. 345 onder 25.
HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013/341 (Auping/Beverslaap).
HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771, NJ 2010/154 met nt. H.J. Snijders, JBPr 2009/39 met nt. B.T.M. van der Wiel (Wertenbroek q.q./Van den Heuvel), HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045, NJ 2013/7 met nt. H.J. Snijders, JBPr 2012/35 met nt. B.T.M. van der Wiel (Doornenbal/Van der Spek) en HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3238, NJ 2018/31 met Red. Aant. Zie ook Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2018/6.3.
Anderzijds is een eis of verweer aanpassen op aangeven van de rechter verboden (HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064, NJ 2013/6 met nt. H.J. Snijders (Pessers/Ru-Pro) en HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045, NJ 2013/7 met nt. H.J. Snijders (Doornenbal/Van der Spek)).
Dit is anders in geval van een nieuw verweer dat een bevrijdend verweer inhoudt. Een nieuw verweer na de eerste conclusiewisseling in hoger beroep is een ontoelaatbare uitbreiding van de rechtsstrijd. Daar geldt dat bepalend is wat partijen aan hun vordering en (bevrijdend) verweer ten grondslag hebben gelegd (HR 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3195, NJ 2015/448, JBPr 2016/7 met nt. F.J.P. Lock (Muradin/Waaijer)).
HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:281, RvdW 2017/262, JBPr 2017/35 met nt. G.C.C. Lewin (Sanibel/Amaggi). Ter zitting in appel kunnen nog argumenten te berde worden gebracht die slechts een uitwerking van een eerdere stelling vormen.
Treedt de rechter buiten de rechtsstrijd van partijen indien – ingeval van uitblijven van een ondubbelzinnige betwisting van een bevrijdend verweer – er redenen waren te bedenken dat eiser de stelling niet als een bevrijdend verweer had onderkend en de rechter vragen stelt aan verweerder? In casu werd het verweer gevoerd dat de betaling van Irving Trust aan Solvochem met zich bracht dat Solvochem van Rasheed niets meer te vorderen had; Solvochem had het bevrijdend verweer van Rasheed niet expliciet weersproken. De rechter mag ambtshalve binnen de grenzen van de rechtsstrijd punten aan de orde stellen die in het partijdebat besloten liggen. In het arrest Regiopolitie/Hovax werd die bevoegdheid aan de rechter toegekend.1 Het is de rechter niet verboden door te vragen over wat partijen over en weer te berde brengen.
Conclusie partijautonomie
Nu het een verweer van verweerder betreft waarbij niet klip en klaar duidelijk is óf en welk bevrijdend verweer wordt gevoerd (het gevoerde bevrijdende verweer is onderbelicht gebleven)2 en er geen reactie plaats vond op het bevrijdend verweer, is de rechter bevoegd vragen daaromtrent aan verweerder te stellen tijdens de mondelinge behandeling.3 De rechter betreedt niet het terrein van de partijautonomie. Het hof had Rasheed in de gelegenheid mogen stellen haar stelling ter zake van de betaling door Irving Trust nader toe te lichten en Solvochem in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Indien de wederpartij na de toelichting van verweerder nog niet reageert, dan kan de rechter met recht vaststellen dat bepaalde feiten niet zijn betwist. De Bock wil nog verder gaan en propageert dat de rechter navraag doet naar feiten of gegevens die relevant kunnen zijn voor de beslissing, maar die door partijen niet naar voren zijn gebracht.4
Terzijde
Stel dat het hof bij de pleidooien Rasheed in de gelegenheid had gesteld om zich nader over het gevoerde bevrijdende verweer uit te laten en stel dat Solvochem daarna ter zake wel verweer had gevoerd. Zou het hof in strijd met art. 24 Rv hebben gehandeld indien het hof op basis van dit debat tot een beslissing was gekomen?5 Had het hof acht mogen slaan op feiten die voor het eerst bij pleidooi werden aangevoerd? Indien het hof partijen die gelegenheid had geboden, had dat Solvochem alleen in zeer bepaalde gevallen kunnen baten. We komen hier op het terrein van de tweeconclusieregel (de concentratie van stellingen, gebaseerd op art. 347 lid 1 Rv), de in beginsel strakke regel (in een later stadium van het geding mogen geen nieuwe grieven worden geformuleerd, behoudens in uitzonderingsgevallen).6 Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld indien sprake is van ‘eerst na de memorie van grieven of van antwoord voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden’ en indien voorkomen dient te worden dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken gegevens zou moeten worden beslist, of dat een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onder de ‘nova-uitzondering’ zouden de beantwoording van vragen en de reactie daarop kunnen worden gerangschikt;7 op grond van de goede procesorde kan een uitzondering op de tweeconclusieregel worden gemaakt.
Conclusie
M.i. zou het verweer van Solvochem niet in strijd zijn geweest met de tweeconclusieregel. De reactie van Solvochem bevat geen nieuwe gronden, maar is te zien als een reactie op het door Rasheed (nader) geformuleerde bevrijdend verweer. Het ging in casu niet om de grondslag van het bevrijdend verweer, maar om de niet gemotiveerde betwisting door Solvochem.8 Een dergelijk verweer mag niet betiteld worden als een nieuw verweer; het betreft een gemotiveerde betwisting. Bovendien kan geoordeeld worden dat het dan zou gaan om een nadere precisering van eerdere stellingen.9 Het novum mag niet in strijd komen met de eisen van een goede procesorde. Het verweer had Solvochem niet eerder kunnen aanvoeren omdat het vóór de verduidelijking van Rasheed van haar bevrijdend verweer niet op de hoogte was van de portée van diens verweer.