Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/XI.6.5.1
XI.6.5.1 Verdeelafspraken
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS355266:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Dit risico is in de praktijk wellicht minder groot dan het lijkt, aangezien de cedent meestal alleen bereid zal zijn een nieuw krediet te verstrekken, indien de executiewaarde van het verbonden registergoed voldoende is om het krediet, indien nodig, te kunnen verhalen. Wel loopt de cessionaris het risico dat hij in geval van een daling van de executiewaarde van het onderpand een (groter) verlies lijdt ten opzichte van de situatie dat de cedent geen nieuw krediet zou hebben verstrekt.
De mogelijkheid van een volledige overgang of voorbehoud van het hypotheekrecht laat ik hier verder buiten beschouwing.
1076. Belang van de cessionaris bij een verdeelafspraak; varianten. De vraag rijst op welke wijze de executieopbrengst tussen de cedent en de cessionaris dient te worden verdeeld, indien het op een uitwinning van het verbonden registergoed aankomt. Het is van belang dat hierover van tevoren duidelijke afspraken worden gemaakt. Zonder een verdeelafspraak is het uitgangspunt, zowel in geval van splitsing van het hypotheekrecht als in geval van een gemeenschappelijk hypotheekrecht, dat de executieopbrengst pro rata wordt verdeeld naar evenredigheid van ieders vorderingen ten tijde van de executie.
In geval van een bank- of krediethypotheek zal de waarde van de zekerheid die de cessionaris kan ontlenen aan zijn ‘deel’ van het hypotheekrecht, aanmerkelijk kunnen verminderen, indien de cedent na de cessie nieuwe kredieten aan de schuldenaar verstrekt die ook door het hypotheekrecht zijn verzekerd. De cessionaris zal zich hiertegen willen wapenen. De hoogte van de prijs die de cessionaris bereid is voor de hypotheekvordering(en) te betalen, zal immers mede worden bepaald door de ‘waarde’ van het aan de gecedeerde vordering(en) verbonden zekerheidsrecht. Het feit dat na de cessie door de cedent verleende kredieten of andersoortige vorderingen eveneens krachtens het hypotheekrecht kunnen worden verhaald, brengt met zich dat het voor de cessionaris ten tijde van de cessie lastig kan zijn om te beoordelen welke waarde het hypotheekrecht voor hem heeft.1 Het is dan ook in het belang van de cessionaris een regeling te treffen – bv. in een intercreditor agreement – omtrent de verdeling van de executieopbrengst, die inhoudt dat:
de cessionaris als eerste uit de opbrengst wordt voldaan (hierna: ‘verdeelvariant A’) of dat
de aan de cessionaris gecedeerde vordering en de ten tijde van de cessie reeds bestaande vorderingen van de cedent pro rata als eerste uit de opbrengst worden voldaan (hierna: ‘verdeelvariant B’),
waarna in beide varianten het restant van opbrengst beschikbaar is voor de voldoening van de overige vorderingen van de cedent. Door een dergelijke verdeelafspraak wordt voorkomen dat de zekerheid die het hypotheekrecht de cessionaris biedt, wordt uitgehold doordat de cedent na de cessie nieuwe vorderingen op de schuldenaar verkrijgt die eveneens door het hypotheekrecht zijn verzekerd.
1077. Derdenwerking van verdeelafspraken. Voor de rechtspositie van de cessionaris is het van groot belang dat ook rechtsopvolgers (andere cessionarissen, beperkt gerechtigden) en schuldeisers van de cedent, alsmede de curator in een mogelijk faillissement van de cedent, aan de verdeelafspraken gebonden zijn. De vraag rijst op welke wijze kan worden bereikt dat aan een regeling omtrent de verdeling van de executieopbrengst derdenwerking toekomt. Het antwoord op deze vraag is mede afhankelijk van de vraag of het hypotheekrecht zich als gevolg van de cessie splitst of in gemeenschap wordt gehouden.2