Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 27 Inhoud van programma's
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2016, L 200).
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1303/2013)
- Inwerkingtreding
21-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1303/2013)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elk programma bevat een strategie voor de bijdrage van het programma tot de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei overeenkomstig deze verordening, de fondsspecifieke voorschriften en de inhoud van de partnerschapsovereenkomst.
Elk programma omvat regelingen om te zorgen voor een doeltreffende, doelmatige en gecoördineerde uitvoering van de ESI-fondsen, alsmede acties om de administratieve lasten voorbegunstigden te beperken.
2.
In elk programma worden prioriteiten gesteld door middel van specifieke doelstellingen, financiële toewijzingen van steun uit de ESI-fondsen en overeenkomstige nationale medefinanciering, met inbegrip van bedrage die verband houden met de prestatiereserve, die publiek of privaat van aard kan zijn, in overeenstemming met de fondsspecifieke voorschriften.
3.
Indien de lidstaten en regio's deelnemen aan macroregionale of zeegebiedstrategieën, wordt in het desbetreffende programma, in overeenstemming met de door de lidstaat vastgestelde behoeften van het programmagebied, de bijdrage van de geplande acties aan dergelijke strategieën vastgelegd.
4.
Voor elke prioriteit worden indicatoren en de bijbehorende op kwalitatieve of kwantitatieve wijze uitgedrukte streefdoelen vastgesteld, in overeenstemming met fondsspecifieke voorschriften, aan de hand waarvan de vorderingen bij de uitvoering van het programma ten opzichte van de doelstellingen worden beoordeeld als basis voor toezicht, evaluatie en beoordeling van de prestaties. Deze indicatoren omvatten:
- a)
financiële indicatoren betreffende de toegewezen uitgaven;
- b)
outputindicatoren betreffende de gesteunde concrete acties;
- c)
resultaatindicatoren betreffende de betreffende prioriteit.
Voor elk ESI-fonds worden in de fondsspecifieke voorschriften gemeenschappelijke indicatoren en eventueel bepalingen in verband met programmaspecifieke indicatoren vastgesteld.
5.
In elk programma, met uitzondering van programma's die uitsluitend betrekking hebben op technische bijstand, wordt een beschrijving, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften, opgenomen van de acties om rekening te houden met de in de artikelen 5, 7 en 8 beschreven beginselen.
6.
In elk programma, behalve ingeval technische bijstand in een specifiek programma wordt verleend, wordt het indicatieve bedrag van de steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering vermeld, gebaseerd op de in artikel 8 bedoelde methode.
7.
De lidstaten stellen het programma op overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften.