Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/6.4.3.6:6.4.3.6 Opmerkingen en verzoeken als middel om de opdracht aan te vullen of uit te breiden
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/6.4.3.6
6.4.3.6 Opmerkingen en verzoeken als middel om de opdracht aan te vullen of uit te breiden
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS443768:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Bijv. Rb. Haarlem 21 november 2007, LJN BC2841, r.o. 2.7.
Van Boneval Faure meende dat deskundigen niet verplicht waren in te gaan op opmerkingen en verzoeken van partijen waardoor het deskundigenonderzoek werd uitgebreid, als zij dat niet wenselijk vonden (Van Boneval Faure 1893, W-I, p. 92).
Zie par. 4.3.10.3 en 6.2.3.4.
Zie par. 6.2.2.3.
Bijv. Hof Den Bosch 20 juli 2004, LJN AX3533.
Hof Arnhem 27 juni 2006, LJN AY 5556.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het komt voor dat het onderzoek betrekking heeft op meer of andere feiten dan de vraagstelling.1 Zoals vermeld in par. 4.7.3, is in Nederland onduidelijk of partijen de opdracht mogen wijzigen. Partijen leggen soms ook opmerkingen en verzoeken aan de deskundige voor die de vraagstelling te buiten gaan. Het is de rechter die de punten formuleert waarop het deskundigenonderzoek betrekking heeft (art. 194 lid 1 Rv). Het voorschrift over opmerkingen en verzoeken bevat geen aanwijzing dat een partij de vraagstelling van de deskundige mag uitbreiden,2 zoals in Frankrijk3 en Engeland4 mogelijk is met goedvinden van de wederpartij. Wel kunnen, zoals vermeld in par. 6.4.1.1, in het kader van opmerkingen en verzoeken op initiatief van partijen feiten in het onderzoek worden betrokken die buiten de vraagstelling vallen, als de deskundige het onderzoek zelfstandig verricht en de rechter er in de vraagstelling rekening mee heeft gehouden dat de deskundige in zijn onderzoek nog meer of andere feitelijke aspecten zal willen betrekken dan de punten waarover de rechter deskundige voorlichting wenst. Ook dan zijn partijen echter, zelfs als zij het onderling eens zijn, afhankelijk van de bereidheid van de deskundige om het onderzoek uit te breiden. Worden deskundige en partijen het niet eens, dan zal aan de rechter kunnen worden gevraagd om de vraagstelling uit te breiden. De rechter is evenmin gehouden aan het verzoek te voldoen. Wijzigen partijen tijdens het deskundigenonderzoek de omvang van de rechtsstrijd en houdt het verzoek om uitbreiding daarmee verband, dan zal de rechter zich wel rekenschap moeten geven van de gevolgen van de wijziging van de rechtsstrijd voor de bruikbaarheid van een deskundigenadvies met een ongewijzigde vraagstelling (art. 24 Rv, art. 149 Rv).
Soms anticipeert de rechter al bij de formulering van de vraagstelling op eventuele wensen van partijen. Hij laat dan bijvoorbeeld in een algemeen geformuleerde vraag voldoende ruimte aan de deskundige om (uit zichzelf of) in het kader van de opmerkingen en verzoeken van partijen andere feiten in het onderzoek te betrekken dan de punten waarover de rechter wil worden voorgelicht. Het komt ook voor dat de rechter expliciet vermeldt dat de deskundige zelf kan bepalen of hij in het deskundigenadvies aandacht wil besteden aan bepaalde door een partij voorgestelde vragen die de rechter niet overneemt.5
Als een poging tot uitbreiding of aanvulling van de opdracht kan in zekere zin ook worden beschouwd dat een partij de aanspraak op opmerkingen en verzoeken gebruikt om de grondslag van het onderzoek uit te breiden. Zo verzocht een verzekeraar de rechter om bij het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht te bepalen dat de wederpartij bepaalde medische gegevens over diende te leggen om de verzekeraar in staat te stellen het recht op opmerkingen en verzoeken effectief uit te oefenen. Het hof Arnhem ging daar niet in mee, met de overweging dat de verzekeraar onvoldoende belang had bij het verzoek in een stadium waarin het onderzoek nog niet eens was gestart en dus niet bleek dat de deskundige in strijd zou handelen met het voorschrift over opmerkingen en verzoeken.6