Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/291
291 Beoordeling eigen schuld verweer (waaronder schending van de schadebeperkingsplicht)
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691425:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Wanneer een schadevergoedingsplicht op de voet van art. 6:101 BW wordt verminderd, wordt ook de verplichting om de in art. 6:96 lid 2 BW bedoelde kosten te vergoeden in beginsel in dezelfde mate verminderd (HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7624, NJ 2008/241 met nt. J.B.M. Vranken (Manege Bergemo)).
De schade blijft dan geheel voor rekening van eiser (HR 5 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4046, NJ 2001/632 (Van Haperen/Bureau Motorrijtuigenverzekeraars)).
HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6996, NJ 2011/307 (Zürich/Van Gemert).
De rechter is niet gehouden de billijkheidscorrectie ambtshalve toe te passen (HR 9 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2733, NJ 1998/895); de rechter is verplicht toepassing te geven aan de billijkheidscorrectie indien het partijdebat daartoe aanleiding geeft (HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3751, NJ 2013/477 (Waterscooter)).
Concl. A-G D.W.F. Verkade vóór HR 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9348, randnr. 4.67, NJ 2010/83 met nt. Jac. Hijma
HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3532, NJ 2016/159 met nt. S.D. Lindenbergh (Michielse/De Mierden). Concl. A-G J.L.R.A. Huydecoper vóór HR 28 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3659, NJ 2001/650, randnr. 6.7 met verwijzing naar HR 24 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2260, r.o. 3.4.2, NJ 1999/56 met nt. CJHB. Zie ook HR 9 mei 1986, ECLI:NL:HR:1968:AC0867, r.o. 3.5, NJ 1987/252 met nt. M.W. Scheltema (Staat/Van Gelder) en HR 21 december 1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4926, r.o. 3.4, NJ 1985/904 met nt. M.W. Scheltema (Gielen/Gem. Grathem). Zie ook conclusie A-G E.M. Wesseling-van Gent vóór HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6025, randnr. 3.22-3.23 (art. 81 RO). Vgl. ook Keirse 2003, p. 121 e.v. Zie ook HR 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1733, NJ 2010/333 (Fortes/Van der Bie).
HR 17 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9749, RvdW 2006/1076 (Huijbers/NBM) met verwijzing naar HR 4 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1426, NJ 2002/214 met nt. C.J.H. Brunner; reeds HR 31 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1214, NJ 1994/275, HR 16 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1628, NJ 2020/392 met Red. Aant. (verontreinigd suikerwater in diervoeder), waarbij wordt verwezen naar HR 2 juni 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1745, NJ 1997/702 met nt. C.J.H. Brunner (Van Keulen/Trias) en HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6996, NJ 2011/307 (Zürich/Van Gemert). Zie ook Asser Procesrecht/Giesen 1 2015/467, noot 1.
Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, is sprake van eigen schuld en moet worden beoordeeld welke rechtsgevolgen daaraan worden verbonden. Is sprake van toerekening op grond van eigen schuld, dan wordt de vergoedingsplicht van verweerder verminderd door de schade over eiser en verweerder te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (de wederzijdse causaliteit),1 met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt2 of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten eist (art. 6:101 lid 1 BW).3 Beoordeling van de verwijtbaarheid komt dus pas aan de orde bij toepassing van de billijkheidscorrectie. Het kan de benadeelde zijn die van mening is dat hij op grond van de billijkheidscorrectie meer schade vergoed moet krijgen; het kan ook de aansprakelijkgestelde zijn die een verdere vermindering wenst van zijn verplichting tot schadevergoeding. De partij die een beroep doet op meer c.q. minder schade zal daartoe feiten en omstandigheden dienen te stellen. De billijkheidscorrectie kan slechts worden toegepast indien voldoende feitelijke gronden over de toepassing van art. 6:101 BW en de gevolgen daarvan voor de vergoedingsplicht zijn aangevoerd.4 Het staat ter beoordeling van de rechter of de billijkheid een andere verdeling vereist. Het feit dat ook de aansprakelijke persoon van zijn kant in een positie was om de schade te voorkomen of te beperken, maar hij dit niet heeft gedaan, kan meebrengen dat hij zich niet kan beroepen op eigen schuld, bestaande in het niet-nakomen van een schadebeperkingsplicht door de benadeelde.5 Indien zowel eiser als verweerder het in de hand heeft de schade te beperken, hangt het van de omstandigheden van het geval af of en in hoeverre de vergoedingsplichtige aan de benadeelde kan tegenwerpen dat deze de schade niet heeft beperkt.6
De rechter hoeft zijn uitspraak slechts globaal te motiveren.7