Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.3.9
5.6.3.9 Artikel 4:23 Wft: open norm en principle based regelgeving
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS445784:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Besluit AFM 17 mei 2011 inzake Inhout Sales & More B.V., https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2011/boete-inhout-sales-more-bv.ashx. Zie ook het Besluit AFM 30 juni 2010 inzake Global marketing Solutions B.V., https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/global-marketing-solutions.ashx.
Besluit AFM 30 juni 2010 inzake Wilgenhaege Vermogensbeheer B.V. https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/wilgenhaege.ashx.
Besluit AFM 12 augustus 2009 inzake SNS, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/sns-bank-nv.ashx.
Besluit AFM 6 februari 2009 inzake Postbank, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/postbank-nv.ashx.
Besluit AFM inzake Assurantiekantoor Van Ek 9 december 2009, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/boete_ek.ashx.
Besluit AFM 21 september 2009 inzake World of Credit, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/world-of-credit.ashx.
Besluit AFM 23 juli 2010 inzake Zeker Zanen, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/zeker-zanen.ashx.
Besluit AFM 12 augustus 2009 inzake SNS, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/sns-bank-nv.ashx.
Zie bijv. Besluit AFM 12 augustus 2009 inzake SNS, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/sns-bank-nv.ashx, p. 9.
Grundmann-van de Krol 2012, p. 24-25; B. Bierens, ‘Drie generaties zorgplichten’, in: F.G.B. de Graaf, R.H. Maatman & L.J. Silverentand (red.), Gedurfde essays over financieel toezichtrecht, Deventer: Kluwer 2012, p. 158; A. Mein, De boete uit balans. Het gebruik van de bestuurlijke boete in de praktijk van het financieel toezicht (diss. Rotterdam), Rotterdam: Erasmus University Rotterdam 2015, p. 139. Zie ook Mein 2015, p. 182.
Besluit AFM 6 februari 2009 inzake Postbank, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/postbank-nv.ashx.
Besluit AFM 12 augustus 2009 inzake SNS, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/sns-bank-nv.ashx.
Zie onder meer Besluit AFM 8 juli 2009 inzake EPB Verzekeringen, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/epb-verzekeringen.ashx.
Aanbevelingen kwaliteit advies bij beleggingsverzekeringen uit 2009, de leidraad Hypotheekadvisering uit 2010 Aanbevelingen voor zorgvuldig beleggingsadvies en vermogensbeheer 2011. Zie ook Mein 2015, p. 182.
Zie ook Besluit AFM 30 juni 2010 inzake Global Marketing Solutions, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/global-marketing-solutions.ashx, zie p. 8. Zie ook het latere Besluit AFM 17 mei 2011 inzake Inhout Sales & More B.V., https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2011/boete-inhout-sales-more-bv.ashx, p. 10.
Besluit AFM 10 februari 2010 inzake Direct Verzekeren, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/direct-verzekeren.ashx.
Zie onder meer Besluit AFM 27 mei 2008 inzake CKB Finance B.V., https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2008/ckb-finance-bv.ashx; Besluit AFM 25 mei 2009 inzake Credit Select, https://www.afm.nl/nl/nieuws/2009/feb/boete_credit_select.aspx; Besluit AFM 5 mei 2009 inzake DSB Bank, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/dsb-art4-23-wft.ashx; Besluit AFM 22 december 2011 inzake AvéWé Holding, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2012/avewe-holding.ashx; Besluit AFM 11 januari 2011 inzake Decapolis, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/decapolis.ashx; Besluit AFM 15 juli 2010 inzake Lancelot Vermogensbeheer, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/lancelot.ashx en Besluit AFM 3 april 2009 inzake Todon, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/topdon-bv.ashx.
Besluit mei 2009 inzake DSB 5, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/dsb-art4-23wft.ashx.
Zie eveneens DSB 5 mei 2009.
Besluit AFM 30 juni 2010 inzake Global Marketing Solutions, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/global-marketing-solutions.ashx. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam ondersteunt de AFM hierin: Rb. Rotterdam 24 augustus 2010, ECLI:NL:RBROT: 2010:BN4885.
Besluit AFM 24 september 2010 inzake Rabobank Nederland wegens overtreding van artikel 4:23, eerste lid Wft, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/rabobank-423wft.ashx.
Besluit AFM 22 april 2011 inzake DTC, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2011/dtc.ashx; Beroep Rb. Rotterdam 10 januari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BY9653.
Besluit AFM 21 juli 2011 inzake Friesland Bank N.V. https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2012/friesland-bank.ashx. Besluit op bezwaar AFM 6 februari 2012 AFM inzake Friesland Bank https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2012/beslissing-bezwaar/bbfriesland-bank.ashx. Zie ook Besluit AFM 8 juli 2010 inzake Krediethuis, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/krediethuis.ashx.
Zie overweging 2.3.1 van het primaire besluit.
Besluit AFM 28 mei 2010 inzake Interfinans, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/interfinans.ashx.
Besluit AFM 11 januari 2010 inzake Decapolis, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/decapolis.ashx.
Besluit AFM inzake Direct Verzekeren 10 februari 2010, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/direct-verzekeren.ashx. Zie ook Besluit AFM 26 mei 2009 inzake Drieman/Huis & Hypotheek Woerden, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/drieman.ashx, Besluit AFM 30 oktober 2009 inzake Hypodroom Financiële Dienstverlening, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/hypodroom-fin-dienstverl.ashx, Besluit AFM 8 januari 2010 inzake Mr Credit, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2010/mr-credit.ashx, Besluit AFM 29 oktober 2008 inzake Naber, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/naber-bv.ashx, Besluit AFM 2 oktober 2009 inzake QuaRendum Epe, https://www.afm.nl/~/media/files/boete/2009/quarendum-epe-bv.ashx.
Mein 2015, p. 183-184.
Stijnen 2011, p. 31.
Stijnen 2011, p. 31. Zie ook CRvB 6 december 2005, Rvs 2006/57.
Stijnen 2011, p. 31. Zie ook nader par. 5.6.4.
Rb. Rotterdam 20 mei 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BM5231 (Postbank) en Rb. Rotterdam 4 mei 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BQ3835 (Mercedes Benz).
Rb. Rotterdam 19 december 2009, ECLI:NL:RBROT:2008:BG8136, RF 2009/36 (Burghthuys).
Mein 2015, 141.
Loonen & Schotsman 2016, p. 208.
Artikel 4:23 Wft is een open norm die niet nader is ingevuld door de wetgever. Op overtreding van artikel 4:23 Wft staan wel forse sancties. Zoals besproken in paragraaf 2.7.3 bestaat er een spanningsveld tussen open normen en het legaliteitbeginsel. De rechtszekerheid vraagt van de wetgever dat de wetgever overtredingen zo nauwkeurig mogelijk omschrijft. De AFM stelt zich, in verschillende besluiten, op het standpunt dat er voldoende guidance is gegeven aan de markt over de wijze waarop de norm van artikel 4:23 Wft geïnterpreteerd dient te worden. De AFM verwijst onder meer naar de rapporten ‘Kwaliteit, advies en transparantie bij hypotheken’ en ‘Beleggingsverzekeringen – Kwaliteit advies bij beleggingsverzekeringen’.1 De AFM overweegt in het besluit Wilgenhaege dat uit de tekst en toelichting op de Wft voldoende blijkt wat de wetgever voor ogen heeft gestaan: het leveren van maatwerk door vermogensbeheerders.2 Hieruit volgt dat een beleggingsprofiel niet kan bestaan uit slechts een afvinklijstje.
Ook in de besluiten SNS,3 Postbank,4 Assurantiekantoor Van Ek,5 World of Credit6 en Zeker Zanen7 overweegt de AFM dat er weliswaar sprake is van een open norm, maar dat dit geen reden is om niet over te gaan tot handhaving van de norm. Dat er geen ‘guidance’ is gegeven ten aanzien van de interpretatie van de norm, maakt niet dat er geen sprake van verwijtbaarheid kan zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de financiële instelling zelf om de normen na te leven ongeacht of deze open zijn of niet.8 De AFM pareert het argument dat de open norm niet voldoende is ingevuld met een verwijzing naar de wetgever.9 De wetgever heeft gekozen voor zogenaamde ‘principle based’ wetgeving. In de wet worden slechts algemene normen of principes gegeven. De uitwerking van deze normen of principes wordt overgelaten aan de financiële instellingen en de brancheorganisaties, waarbij rekening wordt gehouden met de marktontwikkelingen.10
Deze eigen verantwoordelijkheid van de financiële instelling staat ook centraal in het besluit Postbank omtrent het afsluiten van levensverzekeringen bij hypotheken.11 De AFM overweegt dat de wetgever uitdrukkelijk de financiële ondernemingen zelf de verantwoordelijkheid heeft gegeven voor de invulling van de open normen bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Het is evident dat als een cliënt aangeeft dat hij zijn hypotheek wil oversluiten om daarmee lagere maandlasten te verkrijgen, de daarmee gemoeide kosten relevant zijn en dat daar dus naar gevraagd moet worden. Dit geldt ook voor de overlijdensrisicoverzekering. Een passend advies kan niet worden gegeven zonder te weten wat de financiële positie van de langstlevende na overlijden van de partner is.
In de procedure inzake SNS wordt door SNS gesteld dat de zorgplicht van 4:23 Wft voortkomt uit de civielrechtelijke zorgplicht, en dat de eis van een passend advies niet ligt besloten in de civielrechtelijke zorgplicht. De AFM overweegt dat dit standpunt niet volgt uit de wetsgeschiedenis, maar dat de zorgplicht uit verschillende bronnen voortkomt.12 Welke informatie ingewonnen dient te worden is afhankelijk van de complexiteit van het product of de dienst. Is er onvoldoende informatie voor een passend advies, dan dient meer informatie gevraagd te worden.13
De AFM is later wel nadere informatie gaan verstrekken over de wijze waarop de zorgplicht ingevuld dient te worden.14 In latere besluiten, zoals ook in Inhout, wordt hier ook naar verwezen.15 De AFM blijft overigens bij de overweging dat mag worden uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid van de professionele marktpartij.
Uit de vele besluiten van de AFM rondom artikel 4:23 Wft volgt dat, om te voldoen aan de norm van artikel 4:23 Wft, het zaak is dat de financiële instelling voldoende doorvraagt, voldoende informatie verzamelt en deze informatie voldoende documenteert. De uitzonderingen mogen niet te ruim zijn.16 Vervolgens dient het advies hierop gebaseerd te worden.17 Doorvragen is geboden bij tegenstrijdige wensen van cliënten, zoals in het besluit inzake DSB het geval was.18 Daarnaast dient de financiële instelling consistente adviezen te geven in gelijke gevallen.19 Zo had DSB bij eenzelfde mate van risicobereidheid verschillende rentevastperiodes geadviseerd.
In de uitspraak inzake Global Marketing Solutions (GMS) oordeelt de AFM dat er met name bij oudere cliënten onvoldoende is doorgevraagd naar de ervaringen met het beleggingsproduct en de doelstellingen.20 Ook heeft GMS producten met een risicogehalte geadviseerd aan cliënten die in het geheel geen risico wensten te lopen en is geen rekening gehouden met de wens van cliënten die slechts een percentage van hun vermogen wensten te investeren.
Een financiële instelling dient eveneens door te vragen naar verzekeringen die een (potentiële) cliënt al heeft afgesloten. Dit volgt uit de besluiten van de AFM inzake Rabobank,21 DTC 22 en Fries landbank.23 In het besluit Rabobank betreft het arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die de cliënten al dan niet via hun werkgever hadden gesloten. DTC heeft onvoldoende navraag gedaan bij cliënten of ze al een overlijdensrisicoverzekering (ORV) hadden en of ze het risico zelf konden dragen. Ook het besluit inzake Frieslandbank betreft ORV’s. De Frieslandbank heeft niet geïnventariseerd welk inkomen de ene partner zou krijgen na het overlijden van de andere partner. Evenmin is gevraagd naar een nabestaandenpensioen en/of een andere vorm van inkomen voor de overblijvende partner na overlijden van de andere partner.24 Evenmin is geïnformeerd naar de mate van bereidheid om een inkomensterugval te riskeren bij het verliezen van de partner.
De financiële instelling dient de informatie ook goed te documenteren. Gebruik van standaardteksten is niet zomaar voldoende.25 Dat naar bepaalde informatie is gevraagd dient in het dossier terug te vinden te zijn.26
In het besluit Direct verzekeren is bij het verstrekken van hypotheken te veel afgeweken van de zogenaamde CHF-norm (Contactorgaan Hypothecair Financiers). Deze norm staat afwijking wel toe, maar alleen in bijzondere gevallen. Het afwijken van deze norm dient voldoende te worden onderbouwd.27
De kritische toetsing aan de zorgplicht door de AFM geeft blijk van een activistische en instrumentele opstelling van de AFM.28 De AFM wil, met het opleggen van een boete, de consument niet alleen waarschuwen, maar ook een educatief- en afschrikkingseffect bewerkstelligen.
Artikel 4:23 Wft bevat een open norm, die de rechter zelf dient uit te leggen, terwijl bij de vaststelling van de feiten ook al een volle toetsing plaatsvindt.29 Omdat de AFM een overtreding van artikel 4:23 Wft kan bestraffen met een boete of een last onder dwangsom, kan het inzicht van de toezichthouder niet bepalend zijn voor de vraag of de wettelijke norm is geschonden.30 De toezichthouder heeft in feite twee petten op, waardoor de onafhankelijkheid in het geding komt. Een vergelijking kan worden getrokken met overkreditering.31 Het gaat hier om zogenaamde principle based regelgeving. De kredietverstrekker moet zelf criteria vastleggen om overkreditering te voorkomen en dient conform deze criteria te handelen. Afwijking mag alleen als dit niet leidt tot overkreditering in concrete gevallen (norm van artikel 4:34 lid 2 Wft). De rechtbank Rotterdam was van oordeel dat de AFM de open norm van artikel 4:34 lid 2 Wft juist had uitgelegd door in beide gevallen als uitgangspunt te nemen dat met de door de branche zelf vastgestelde gedragscode aan die norm kon worden voldaan.32 In de gevallen van artikel 4:23 lid 1 sub b Wft was ook sprake van het onvoldoende inwinnen van inlichtingen bij de consument. In dit verband verwijs ik naar de zaak Burghthuys.33
De roep om nadere invulling van principle based regelgeving heeft ook iets tegenstrijdigs. Het zou namelijk leiden tot rule based regelgeving, iets wat men nu juist niet meer wil omdat principle based regelgeving de sterk ontwikkelende markt beter zou kunnen bedienen.34 Met de leidraden wordt getracht de door de wetgever (bewust) open gelaten normen in te vullen. Vervolgens 424 Mein 2015, 141. krijgen deze leidraden een dwingend karakter waardoor een concreet toetsingskader ontstaat dat niet gebaseerd is op een direct wettelijke basis. Dit staat op gespannen voet met de contractvrijheid van de partijen op de financiële markten.35