Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.3.5:5.6.3.5 Eigen schuld
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.3.5
5.6.3.5 Eigen schuld
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS449476:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2811 (Bolle/Levob Bank), NJ 2012/ 183, RF 2009/64, r.o. 4.9.2.
Hof Amsterdam 14 april 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ2973.
Jansen 2012, p. 522.
Hof Amsterdam 14 april 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ2973, r.o. 3.20.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In De Treek/Dexia en Levob speelt de eigen schuld van de belegger een rol. De belegger wist of moest weten dat er sprake was van beleggen met geleend geld dat terugbetaald diende te worden ongeacht de waarde van de effecten bij aflossing. Een deel van de schade komt daarom voor rekening van de belegger. Immers van een maatmanbelegger mag worden verwacht dat hij zich voor het aangaan van die overeenkomst redelijke inspanningen getroost om de betekenis van hetgeen in de overeenkomst is bepaald te doorgronden en de voor hem uit de overeenkomst volgende verplichtingen en risico’s te begrijpen. Uit de desbetreffende overeenkomst was voldoende kenbaar dat het een lening betrof (in casu van € 90.000), dat er aan die lening aflossingsverplichtingen zaten en dat sprake was van een belegging in effecten met geleend geld waaraan risico’s verbonden zijn.1 Jansen merkt naar aanleiding van het arrest van het hof Amsterdam in de Defam effectenlease zaak2 op dat de indruk gerechtvaardigd lijkt dat ‘het aanbieden van een effectenleaseproduct als zodanig reeds kwalificeert als schending van de bijzondere zorgplicht, en dat de eigen verantwoordelijkheid van de financiële consument hier enkel achteraf kan worden verdisconteerd, in het kader van de eigen schuld’.3 Het hof achtte de mededeling in de brochure dat een eventueel tekort aangezuiverd diende te worden, geen waarschuwing in niet mis te verstane bewoordingen. Wel neemt het hof 40% eigen schuld van de belegger aan, omdat uit de brochure ‘voldoende kenbaar was dat het geleende geld terug betaald diende te worden ongeacht de waarde van de aandelen op het tijdstip van verkoop’.4