Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.3.7:5.6.3.7 Zorgplichten in de Wft
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.6.3.7
5.6.3.7 Zorgplichten in de Wft
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS442097:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 2006/07, 31086, nr. 3, p. 123-125.
Zie o.a. O.O. Cherednychenko, ‘Verboden rechtshandelingen in het financiële bestuursrecht in civielrechtelijk perspectief’, MvV 2014/7.2, p. 182.
Zie onder meer HR 26 juni 1998, NJ 1998/660, m.nt. C.J. van Zeben (Van de Klundert/ Rabobank); HR 11 juli 2003, JOR 2003/199, NJ 2005/103, m.nt. E. Du Perron (Kouwenberg/ Rabobank).
Cherednychenko 2014a, p. 182.
Ibid.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zoals beschreven in paragraaf 5.3.3, is in de artikelen 4:23 en 4:24 Wft het ‘ken-uw-cliënt-beginsel’ terug te vinden. Artikel 4:23 Wft ziet op het verlenen van de diensten beleggingsadvies en vermogensbeheer. Artikel 4:24 Wft ziet op het verlenen van beleggingsdiensten behalve de diensten beleggingsadvies en vermogensbeheer.1 In artikel 4:24a Wft is de algemene zorgplicht neergelegd. Ook zijn er specifieke zorgplichten zoals artikel 14 Wta voor accountants en behelst artikel 4:90 Wft een algemene zorgplicht voor beleggers. De verplichtingen die voor beleggingsondernemingen voortvloeien uit de artikelen 4:20, 4:23 en 4:24 Wft kunnen worden gelezen als een uitwerking van deze algemene zorgvuldigheidsnorm van 4:90 Wft.2Artikel 4:34 lid 1 Wft is een variant op het ‘ken-uw-cliënt-beginsel’. Artikel 4:34 Wft ziet op het aanbieden van hypothecair zowel als consumptief krediet. Het betreft hier het voorkomen van overkreditering.3 Op grond van het tweede lid mag geen krediet worden verleend aan consumenten als dit met het oog op overkreditering van de consument onverantwoord is.4
Met betrekking tot de optiehandel geldt, op grond van civielrechtelijke jurisprudentie, een weigeringsplicht.5 Volgens deze rechtspraak heeft de financiële onderneming, gezien de grote financiële risico’s bij optiehandel, een bijzondere zorgplicht ten opzichte van de niet-professionele cliënt.6 Cherednychenko merkt op dat artikel 85 BGfo een bestuursrechtelijke pendant is van het contracteerverbod. In artikel 85 BGfo is bepaald dat een beleggingsonderneming geen transacties mag verrichten voor de niet-professionele belegger als het aanwezige saldo ontoereikend is om de uit de transacties voortvloeiende verplichtingen te voldoen.7 Dit verbod heeft echter een bredere strekking dat alleen de optiehandel.8