Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG
Artikel 16 Sancties
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2023
- Bronpublicatie:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/959)
- Inwerkingtreding
05-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/959)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten delen die bepalingen aan de Commissie mede en melden onverwijld eventuele wijzigingen daarvan.
2.
De lidstaten dragen er zorg voor dat de namen worden bekendgemaakt van de exploitanten, vliegtuigexploitanten en scheepvaartmaatschappijen die zich niet houden aan de voorschriften van deze richtlijn inzake het inleveren van voldoende emissierechten.
3.
De lidstaten dragen er zorg voor dat een boete wegens overmatige emissie wordt opgelegd aan elke exploitant of vliegtuigexploitant die uiterlijk 30 september van elk jaar niet voldoende emissierechten heeft ingeleverd ter dekking van zijn emissies in het voorgaande jaar. De boete wegens overmatige emissie bedraagt 100 EUR voor elke ton uitgestoten kooldioxide-equivalent waarvoor de exploitant geen emissierechten heeft ingeleverd. De betaling van de boete wegens overmatige emissie ontslaat de exploitant niet van de verplichting bij de inlevering van emissierechten in verband met het volgende kalenderjaar een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan die emissieoverschrijding.
3 bis.
De in lid 3 bedoelde sancties zijn ook van toepassing op scheepvaartmaatschappijen.
4.
De boete wegens overmatige emissies in verband met emissierechten die met ingang van 1 januari 2013 worden verleend, wordt overeenkomstig het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen verhoogd.
5.
De administrerende lidstaat kan de Commissie verzoeken een exploitatieverbod op te leggen aan een vliegtuigexploitant die niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, indien zulks niet met andere dwangmaatregelen kon worden gewaarborgd.
6.
Het verzoek van een administrerende lidstaat overeenkomstig lid 5 bevat:
- a)
het bewijs dat de vliegtuigexploitant zijn verplichtingen krachtens deze richtlijn niet is nagekomen;
- b)
gegevens over de stappen die die lidstaat heeft ondernomen om naleving af te dwingen;
- c)
de motivering voor het opleggen van een exploitatieverbod op communautair niveau, en
- d)
een aanbeveling voor de reikwijdte van een exploitatieverbod op communautair niveau en de toe te passen voorwaarden.
7.
Het in lid 5 bedoelde verzoek wordt door de Commissie ter kennis gebracht van de andere lidstaten via hun vertegenwoordigers in het in artikel 23, lid 1, bedoelde comité en volgens het reglement van orde van dat comité.
8.
Voordat er op het verzoek een besluit wordt genomen, wordt er, indien passend en mogelijk, overleg gepleegd met de instanties die belast zijn met het regelgevend toezicht op de betrokken vliegtuigexploitant. Zo mogelijk houden de Commissie en de lidstaten gezamenlijk overleg.
9.
Bij haar beslissing op het verzoek, deelt de Commissie aan de vliegtuigexploitant de essentiële feiten en overwegingen mee die aan het besluit ten grondslag liggen. De vliegtuigexploitant krijgt de gelegenheid om binnen 10 werkdagen na de mededeling schriftelijke opmerkingen aan de Commissie voor te leggen.
10.
Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie, volgens de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure de betrokken vliegtuigexploitant een exploitatieverbod opleggen.
11.
De overeenkomstig lid 10 getroffen maatregelen worden door de lidstaten op hun grondgebied gehandhaafd. Zij stellen de Commissie in kennis van de maatregelen genomen ter uitvoering van die besluiten.
11 bis.
Wanneer een scheepvaartmaatschappij gedurende twee of meer opeenvolgende verslagperioden niet heeft voldaan aan de inleveringsverplichtingen en de naleving daarvan niet door andere handhavingsmaatregelen is gewaarborgd, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de aanloophaven, nadat de scheepvaartmaatschappij in de gelegenheid is gesteld om haar opmerkingen in te dienen, een verwijderingsbevel afgeven, dat zal worden gemeld aan de Commissie, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), de overige lidstaten en de betrokken vlaggenstaat. Als gevolg van de uitvaardiging van dat verwijderingsbevel weigert elke lidstaat, met uitzondering van de lidstaat waarvan het schip de vlag voert, de schepen die onder de verantwoordelijkheid van de betrokken scheepvaartmaatschappij vallen, de toegang tot zijn havens totdat de scheepvaartmaatschappij voldoet aan haar inleveringsverplichtingen overeenkomstig artikel 12. Wanneer het schip onder de vlag van een lidstaat vaart en een haven van die lidstaat aandoet of er wordt aangetroffen, houdt de betrokken lidstaat — na de betrokken scheepvaartmaatschappij in de gelegenheid te hebben gesteld haar opmerkingen in te dienen — het schip vast totdat de scheepvaartmaatschappij haar inleveringsverplichtingen is nagekomen.
Wanneer een schip van een scheepvaartmaatschappij als bedoeld in de eerste alinea wordt aangetroffen in een haven van de lidstaat waarvan het schip de vlag voert, kan de betrokken lidstaat — na de betrokken scheepvaartmaatschappij in de gelegenheid te hebben gesteld haar opmerkingen in te dienen — een bevel tot aanhouding door de vlaggenstaat uitvaardigen totdat de scheepvaartmaatschappij haar inleveringsverplichtingen is nagekomen. De lidstaat stelt de Commissie, het EMSA en de andere lidstaten hiervan in kennis. Naar aanleiding van het uitvaardigen van een dergelijk bevel tot aanhouding door de vlaggenstaat neemt elke lidstaat dezelfde maatregelen als vereist na de uitvaardiging van een verwijderingsbevel overeenkomstig de eerste alinea, tweede zin.
Dit lid laat de internationale maritieme regels die van toepassing zijn op gevallen van schepen in nood onverlet.
12.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast betreffende gedetailleerde voorschriften voor de in dit artikel bedoelde procedures. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.