Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG
Artikel 25 bis Maatregelen van derde landen om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering te verminderen
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2023
- Bronpublicatie:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/958)
- Inwerkingtreding
05-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/958)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien een derde land maatregelen vaststelt om het klimaatveranderingseffect van vluchten die vanuit dat derde land vertrekken en in de Unie aankomen, te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat derde land en met de lidstaten in het comité bedoeld in artikel 22 bis, lid 1, welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen het EU-ETS en de maatregelen van dat land te voorzien.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I bij deze richtlijn om vluchten vanuit het betrokken derde land van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten uit te sluiten of andere wijzigingen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten, behalve wat betreft de reikwijdte, ingevolge een uit hoofde van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gesloten overeenkomst door te voeren.
De Commissie kan aan het Europees Parlement en de Raad andere wijzigingen van deze richtlijn voorstellen.
De Commissie kan ook, indien passend, overeenkomstig artikel 300, lid 1, van het Verdrag aanbevelingen aan de Raad doen om onderhandelingen te openen met het oog op het sluiten van een overeenkomst met het betrokken derde land.
2.
De Unie en haar lidstaten blijven ernaar streven om akkoorden te bereiken over algemene maatregelen met het oog op het verminderen van de emissies van broeikasgassen door de luchtvaart in overeenstemming met de doelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119 en van de Overeenkomst van Parijs. In het licht van dergelijke akkoorden gaat de Commissie na of wijzigingen van deze richtlijn nodig zijn wat betreft de toepassing ervan op vliegtuigexploitanten.
3.
De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van landen, met uitzondering van de EER-landen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk, die voor de toepassing van deze richtlijn worden geacht Corsia toe te passen, met 2019 als referentieniveau voor 2021 tot en met 2023 en met 85 % van de emissies in 2019 als referentieniveau voor elk jaar vanaf 2024. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
4.
Vliegtuigexploitanten hoeven geen emissierechten in te leveren overeenkomstig artikel 12, lid 3, voor emissies tot en met 31 december 2026 van vluchten naar en vanuit landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling.
5.
Vliegtuigexploitanten hoeven geen emissierechten in te leveren overeenkomstig artikel 12, lid 3, voor emissies tot en met 31 december 2026 van vluchten tussen de EER en landen die niet zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, met uitzondering van vluchten naar Zwitserland en naar het Verenigd Koninkrijk.
6.
Vliegtuigexploitanten hoeven geen emissierechten in te leveren overeenkomstig artikel 12, lid 3, voor emissies van vluchten naar en vanuit de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling, zoals gedefinieerd door de Verenigde Naties, tenzij die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, en landen waarvan het bbp per hoofd van de bevolking gelijk is aan of groter is dan het gemiddelde van de Unie.
7.
Indien de Commissie vaststelt dat er sprake is van een aanzienlijke verstoring van de mededinging, zoals een verstoring die wordt veroorzaakt doordat een derde land Corsia minder streng toepast in zijn nationaal recht of doordat het de Corsia-bepalingen niet op gelijke wijze voor alle vliegtuigexploitanten handhaaft, die nadelig is voor vliegtuigexploitanten die in het bezit zijn van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of die zijn geregistreerd in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarbij die vliegtuigexploitanten vrijgesteld worden van de in artikel 12, lid 9, bedoelde compensatievereisten ten aanzien van emissies van vluchten naar en vanuit die landen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
8.
Indien vliegtuigexploitanten die in het bezit zijn van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of die geregistreerd zijn in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat, vluchten uitvoeren tussen twee landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, met inbegrip van vluchten tussen Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, en die landen vliegtuigexploitanten toestaan gebruik te maken van andere eenheden dan die welke zijn opgenomen in de op grond van artikel 11 bis, lid 8, vastgestelde lijst, is de Commissie bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen om die vliegtuigexploitanten toe te staan andere soorten eenheden te gebruiken dan die welke in die lijst zijn opgenomen of om die vliegtuigexploitanten vrij te stellen van de voorwaarden van artikel 11 bis, leden 2 en 3, met betrekking tot emissies van die vluchten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.