Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG
Artikel 27 bis Facultatieve uitsluiting van installaties die minder dan 2 500 ton uitstoten
Geldend
Geldend vanaf 08-04-2018
- Bronpublicatie:
14-03-2018, PbEU 2018, L 76 (uitgifte: 19-03-2018, regelingnummer: 2018/410)
- Inwerkingtreding
08-04-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-03-2018, PbEU 2018, L 76 (uitgifte: 19-03-2018, regelingnummer: 2018/410)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaten kunnen installaties met in elk van de drie jaren voorafgaand aan de onder a) bedoelde melding bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gerapporteerde emissies van minder dan 2 500 ton koolstofdioxide-equivalent, emissies uit biomassa niet meegerekend, van het EU-ETS uitsluiten, mits de betrokken lidstaat:
- a)
al deze installaties bij de Commissie aanmeldt voordat de lijst van installaties krachtens artikel 11, lid 1, moet worden ingediend of uiterlijk op het moment dat die lijst bij de Commissie wordt ingediend;
- b)
bevestigt dat er een vereenvoudigde bewakingsregeling is om te bepalen of een installatie in enig kalenderjaar 2 500 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend;
- c)
bevestigt dat een installatie die in enig kalenderjaar 2 500 ton of meer CO2-equivalent uitstoot, emissies uit biomassa niet meegerekend, weer in het EU-ETS zal worden opgenomen; en
- d)
de onder a), b) en c) bedoelde informatie ter beschikking stelt van het publiek.
2.
Wanneer een installatie krachtens lid 1, onder c), van dit artikel, weer in het EU-ETS wordt opgenomen, worden alle op grond van artikel 10 bis toegewezen emissierechten verleend met ingang van het jaar van wederopneming. Aan een dergelijke installatie toegewezen emissierechten worden door de lidstaat waarin de installatie gelegen is, afgetrokken van de op grond van artikel 10, lid 2, te veilen hoeveelheid.
3.
De lidstaten kunnen ook reserve- of backupeenheden die niet meer dan 300 uur per jaar operationeel waren in elk van de drie jaren voorafgaand aan de melding uit hoofde van lid 1, onder a), van het EU-ETS uitsluiten, onder dezelfde voorwaarden als in de leden 1 en 2.