RvdW 2020/1053:Beklag, beslag door douane ex art. 1:37.1 Algemene Douanewet (Adw) op auto van klager met verborgen ruimte. Rb. heeft klaagschrift ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt geen beslissing in op verzoek tot geldelijke tegemoetkoming. HR herhaalt relevante overwegingen uit zowel NJ 2020/239, m.nt. De Bont, als uit RvdW 2015/109 en NJ 2019/328, m.nt. Kooijmans, onderscheidenlijk inhoudende (i) dat ex art. 1:37.1 en 1:37.4 Adw inbeslaggenomen vervoermiddelen zonder rechtsvervolging aan Staat vervallen tenzij bij rechterlijke beslissing a.b.i. art. 1:37.6 Adw inbeslagneming niet wordt gehandhaafd, (ii) dat o.g.v. art. 1:37.8 Adw de Minister van Financiën de aan de Staat vervallen vervoermiddelen onder door hem te stellen voorwaarden aan eigenaar kan teruggeven en (iii) dat o.g.v. art. 1:37.6 Adw jo. art. 552b.5 Sv de rechter ex art. 33c.2 Sr een geldelijke tegemoetkoming toekent wanneer degene aan wie aan Staat vervallen vervoermiddelen toebehoren daardoor onevenredig zou worden getroffen en dat aan de hand van omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld of eigenaar van vervoermiddelen door vervallen van zijn eigendom aan Staat onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend. Gelet op bij klaagschrift gedaan verzoek om toekenning van een geldelijke tegemoetkoming, alsmede op wat door raadsman van klager in raadkamer is aangevoerd, diende de Rb. te motiveren waarom het niet toepassing heeft gegeven aan — het o.g.v. art. 1:37.6 Adw jo. art. 552b.5 Sv toepasselijke — art. 33c.2 Sr. In zoverre is bestreden beschikking niet toereikend gemotiveerd. Volgt partiële vernietiging (t.a.v. beslissing op verzoek om geldelijke tegemoetkoming) en terugwijzing.