RvdW 2020/1055:Herziening. Oplichting (art. 326 Sr) en zonder daartoe gerechtigd zijn de titel van advocaat voeren (art. 436 Sr). Eisen waaraan aanvraag tot herziening moet voldoen. Ex art. 460.2 Sv moet aanvraag gronden vermelden waarop deze berust. Een aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet een aanvraag als in de wet bedoeld. Dit betekent dat indien aanvraag een beroep doet op met stukken onderbouwd gegeven a.b.i. art. 457.1 ahf en onder c Sv, (a) de aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (hierna: het novum) en dat dus niet kan worden volstaan met verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken; (b) de aanvraag de redenen moet vermelden waarom het novum tot één van genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden; (c) de aanvraag, indien deze ertoe strekt de bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom een bepaald onderdeel van bij aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan juistheid van nauwkeurig aangeduid gedeelte van bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot het ernstige vermoeden dat het onderzoek van de zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot vrijspraak. De onderhavige aanvraag voldoet niet aan deze eisen. Nu de aanvraag ook voor het overige niets bevat wat kan worden aangemerkt als een beroep op een gegeven ex art. 457.1.ahf en onder c Sv, kan HR het verzoek niet in behandeling nemen en dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard.