Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/63
Opzettelijk telen en aanwezig hebben van grote hoeveelheid hennep (art. 3 onder B Opiumwet) en diefstal elektriciteit d.m.v. verbreking (art. 311 lid 1 sub 5 Sr). Ten onrechte volstaan met opgave van bewijsmiddelen a.b.i. art. 359 lid 3 Sv? HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 08-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1911
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 december 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
19/03716
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1911, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:1160, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2020
Conclusie
Conclusie A-G mr. D.J.C. Aben:
1.
De verdachte is bij arrest van 24 juli 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens (1) “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.