Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/172
Medeplegen witwassen van een geldbedrag van € 52.810.
HR 30-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:112
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 januari 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, T. Kooijmans, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
21/02959
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:112, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1101, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑12‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑07‑2022
- Wetingang
Art. 420bis Sr
Essentie
De verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het witwassen van een geldbedrag van € 52.810, dat op drie verschillende plekken in de woning van haar en haar medeverdachte echtgenoot — een lade, een kast en een kleine tas in een slaapkamer — is aangetroffen. Het hof verklaart bewezen dat de verdachte dit geldbedrag tezamen en in vereniging met een ander voorhanden heeft gehad. In cassatie wordt over dit oordeel tevergeefs geklaagd.
Samenvatting
Voor het — als pleger — ‘voorhanden hebben’ van een voorwerp in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is vereist dat de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.