Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/174
Toepasselijkheid gewijzigde regeling voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) na het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Strafoplegging niet strijdig met artikel 7 EVRM en artikel 15 IVPBR. Slagende klacht over onttrekking aan het verkeer van een ‘jammer’.
HR 30-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:119
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 januari 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.E.M. Röttgering, T. Kooijmans
- Zaaknummer
22/03033
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:119, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1098, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑12‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑06‑2023
- Wetingang
Art. 6:2:10 Sv; art. 36d Sr
Essentie
In cassatie wordt geklaagd dat de strafoplegging strijdig is met artikel 7 EVRM en artikel 15 IVPBR omdat de toepasselijkheid van de gewijzigde VI-regeling ertoe leidt dat de verdachte feitelijk langer van zijn vrijheid wordt beroofd dan voorzienbaar was ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten. De HR betrekt in zijn overwegingen in het bijzonder de uitspraak van het EHRM in de zaak Kupinskyy/Oekraïne. De klacht faalt. Wel wordt met succes geklaagd over de onttrekking aan het verkeer van een ‘jammer’.
Samenvatting
- Ad 1.
Mede tegen de achtergrond van de rechtspraak van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.