Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/182
Zedenzaak. Seksueel misbruik van 12-13 jarige jongen door 35-36 jarige eigenaar van hoveniersbedrijf waar jongen werkzaamheden verricht, art. 247 jo. 248 lid 2 Sr. Vrijspraak in eerste aanleg. 1. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over onbetrouwbaarheid van verklaringen van aangever, art. 359 lid 2 Sv. 2. Bewijsminimum, art. 342 lid 2 Sv (unus testis). Vinden verklaringen van aangever voldoende steun in forensisch bewijs en verklaringen van verdachte? Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Hof heeft afwijking van dit onderdeel van (tot vrijspraak strekkend) uos toereikend en begrijpelijk gemotiveerd. Hof heeft immers gemotiveerd uiteengezet waarom het (anders dan verdediging) de verklaringen van aangever betrouwbaar acht. Daarbij heeft hof in aanmerking genomen dat verklaringen van aangever in voldoende mate gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn. Voorts heeft hof overwogen dat aan betrouwbaarheid van verklaringen niet afdoet dat er in verklaringen van aangever op ondergeschikte punten mogelijk tegenstrijdigheden zijn aan te wijzen. Tot slot heeft hof van belang geacht dat verklaringen van aangever grotendeels ondersteund worden door forensisch bewijs en door onderdelen van verklaringen van verdachte zelf. Hof heeft hiermee op begrijpelijke wijze tot uitdrukking gebracht waarom het in hetgeen door raadsvrouw is aangevoerd geen reden ziet om aan betrouwbaarheid van verklaring van aangever te twijfelen. Ad 2. HR: Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Forensische bevindingen bevestigen dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden op locaties die door aangever zijn aangewezen. Verdachte heeft aangever ondersteund tijdens schieten met een bij verdachte later aangetroffen buks. Verdachte heeft geregeld dat aangever contact met hem kon voortzetten met telefoon van zoon van verdachte nadat ouders van aangever hem hadden gezegd geen contact meer te hebben. Hof heeft gemotiveerd uitgelegd waarom het van oordeel is dat sprake is van voldoende steunbewijs. Verklaringen van aangever worden ondersteund door verschillende onderdelen uit verklaringen van verdachte. Gelet hierop getuigt ’s hofs oordeel dat verklaring van aangever in voldoende mate wordt ondersteund door forensisch bewijs en onderdelen van verklaringen van verdachte, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is dit oordeel evenmin onbegrijpelijk. Derhalve is van schending van art. 342 lid 2 Sv geen sprake en is bewezenverklaring in zoverre toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping.
HR 30-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:120
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 januari 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
22/04384
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:120, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑01‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1100, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑12‑2023
Essentie
Zedenzaak. Seksueel misbruik van 12-13 jarige jongen door 35-36 jarige eigenaar van hoveniersbedrijf waar jongen werkzaamheden verricht, art. 247 jo. 248 lid 2 Sr. Vrijspraak in eerste aanleg. 1. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over onbetrouwbaarheid van verklaringen van aangever, art. 359 lid 2 Sv. 2. Bewijsminimum, art. 342 lid 2 Sv (unus testis). Vinden verklaringen van aangever voldoende steun in forensisch bewijs en verklaringen van verdachte? Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Hof heeft afwijking van dit onderdeel van (tot vrijspraak strekkend) uos toereikend en begrijpelijk gemotiveerd. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.