Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 20.2a [Overgangsrecht vergunningen en regels frequentiebeleid nieuw hoofdstuk 3 Tw]
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2013
- Bronpublicatie:
10-05-2012, Stb. 2013, 48 (uitgifte: 15-02-2013, kamerstukken: 31412)
- Inwerkingtreding
15-03-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2013, Stb. 2013, 49 (uitgifte: 15-02-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte die zijn verleend op grond van artikel 3.3 van deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48) dan wel vergunningen of machtigingen die daarmee op grond van artikel 20.2, onderscheidenlijk 20.3 zijn gelijkgesteld, blijven van kracht voor de periode waarvoor zij zijn verleend.
2.
Het gebruik van frequentieruimte dat voor de daarin bedoelde taken was toegestaan op grond van artikel 3.4, eerste lid, onder b, en tweede lid, van deze wet en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48), blijft, onder de op grond van bovenbedoelde bepalingen aan het gebruik verbonden voorschriften en beperkingen, toegestaan tot het tijdstip waarop op grond van artikel 3.5 opnieuw door Onze Minister frequentieruimte wordt toegewezen.
3.
Artikel 3.3a van deze wet, en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48) blijven van toepassing ten aanzien van vergunningen die zijn verleend voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet. De eerste volzin is niet langer van toepassing ten aanzien van de daarin genoemde vergunningen indien de looptijd van die vergunningen wordt verlengd na het tijdstip van inwerkingtreding van genoemde wet.
4.
Het frequentieplan zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48) blijft van kracht tot het tijdstip waarop een nieuw frequentieplan is vastgesteld op grond van artikel 3.1 zoals dat luidt na inwerkingtreding van die wet.
5.
Op aanvragen om vergunningen, die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48), wordt beslist met toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel.
6.
In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid, wordt op aanvragen om vergunningen die zijn ingediend in het kader van een procedure die is gestart met een keuze als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van deze wet zoals dat artikel luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48), die is bekend gemaakt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel, beslist met toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden vóór dat tijdstip, ongeacht of die aanvragen zijn ingediend vóór of na dat tijdstip.
7.
Op een bezwaar of een beroep dat is gemaakt, onderscheidenlijk is ingesteld, tegen een besluit dat is genomen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48), blijven, ongeacht of dat bezwaar of dat beroep is gemaakt, onderscheidenlijk is ingesteld, vóór of na het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel, deze wet en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals die luidden vóór dat tijdstip.
8.
Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van 10 mei 2012 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 2013, 48), berust:
- a.
het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie op de artikelen 3.22, eerste lid, en 13.4, tweede lid, van deze de wet;
- b.
het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken op artikel 3.25, eerste lid, van deze wet;
- c.
het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering op de artikelen 126m, negende lid en 126ee van het Wetboek van Strafvordering en artikel 3.22 van deze wet;
- d.
de Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008 mede op artikel 3.9 van deze wet en op de artikelen 2, derde lid, 3, tweede lid, 4, eerste en derde lid, 5, tweede, vierde en vijfde lid, en 10, eerste en tweede lid, van het Frequentiebesluit 2009;
- e.
- f.